Preek op zondag 2 oktober door ds. Gert van der Ende

Dit bericht is verlopen op 2022-12-02

Genesis 1 vers 1 – 5          

Mattheüs 14 vers 22 - 33 

 

Beste mensen, gemeente van Christus,

 

Het zal u vast vaker gezegd zijn dat het woord evangelie ‘euangelion’ ‘goed nieuws’ betekent: ‘goede boodschap.’ Vanmorgen horen we goed nieuws uit het verhaal dat Mattheüs ons over Jezus vertelt. Maar dat goede nieuws, dat evangelie, klinkt altijd tegen een bepaalde achtergrond. We horen het te midden van de ervaringen van ons leven vandaag. 

Het komt tot ons in een tijd die wel met de term ‘perfect storm’, perfecte storm wordt aangeduid. Een perfecte storm ontstaat als op de een of andere manier alles samenvalt waardoor een storm vernietigende kracht krijgt. Zoals bijvoorbeeld de alles verwoestende orkaan die deze dagen over Florida is getrokken. Maar ook de weersomstandigheden ten tijde van de watersnoodramp in 1953 zou je een perfecte storm kunnen noemen. De wind, de stuwende zee, vormden met elkaar een vernietigende storm.

Vandaag hebben we het bij een perfect storm niet over een natuurverschijnsel, maar over de vele crises die ons leven raken. En dat zijn er nogal wat. Al zal de één harder worden getroffen dan de ander. Met voldoende zonnepanelen op het dak van je huis word je minder geraakt door de energiecrisis dan wie deze niet heeft. Wie een royaal inkomen heeft zit minder in de rats over de eindafrekening met de energieleverancier dan wie de eindjes maar net aan elkaar kan knopen. En dan hebben we het nog niet over de klimaatcrisis, de stikstof uitstoot, die het land verdeelt. En niet te vergeten de oorlog in Oekraïne. Wat zich daar afspeelt is gruwelijk. En wat zal Poetin doen? Is zijn dreiging om nucleaire wapens in te zetten bluf of zal hij daadwerkelijk die stap zetten?

 

De perfect storm raakt ons allemaal. Misschien heel direct, zoals de militair die een veldbedje in zijn kantoor heeft neergezet om op de kazerne te overnachten omdat de kosten voor woon-werkverkeer te veel werden. Of omdat u betrokken bent bij vluchtelingenopvang en geconfronteerd wordt met de erbarmelijke omstandigheden van de opvang en de registratie van deze vluchtelingen. Of omdat het bedrijf waar u werkt het hoofd niet boven water weet te houden door de hoge kosten voor gas en elektriciteit.

Maar ook anderszins kunt u een perfect storm in uw leven ervaren. Uw huwelijksrelatie is op de klippen gelopen. U heeft zorgen om uw gezondheid of om de gezondheid van een geliefde. Of er is een onopgelost conflict met ouders of kinderen. Of je bent jong en ervaart veel stress in je leven omdat je zo onzeker bent over jezelf en je toekomst. 

Het schip van ons leven kan behoorlijk tekeergaan. Storm en tegenwind kunnen ons teisteren. En misschien was er herkenning toen we zongen ‘Gij ziet ons vechten met de macht van dood en chaos, angst en nacht.’ 

 

Dat doen de leerlingen van Jezus, vechten. In het duister van de nacht vechten ze tegen de hoge golven en de tegenwind als ze het meer proberen over te steken. Er zijn ervaren vissers aan boord, lui die de kracht van het water kennen en vaker tegen de wind in hebben moeten zeilen. Maar het is tobben. De golven en de storm teisteren het schip en ze komen niet vooruit. Ze voelen zich kwetsbaar en zijn misschien wel bang.

Jezus is achtergebleven. Hij heeft de eenzaamheid gezocht. De stilte. Om te kunnen bidden. Nadat hij iedereen weg heeft gestuurd is hij een berg op gegaan.

En dit beeld, gemeente, Jezus op een berg en de leerlingen in een bootje op het woeste water, verwijst naar andere Bijbelverhalen. 

Jezus op de berg doet denken aan bijvoorbeeld Mozes, die op de berg Horeb in de nabijheid van God verkeerde en de tien woorden ontving. Of aan de profeet Elia die op dezelfde berg bij het zachte suizen van de wind God ontmoette. De berg is in de Bijbel de plaats waar God wordt ontmoet. 

De leerlingen zijn beneden. In het duister van de nacht. En ze worden heen en weer geslingerd op het woeste water. Dit doet denken aan Genesis 1, aan de oervloed. Het doet denken aan het woest en doods zijn van de aarde, gehuld in duisternis. Bovendien is bijbels gezien de zee, het kolkende water, de plek waar het onheil woont.

 

Dit beeld van Jezus in de hoogte in de nabijheid van God en de leerlingen beneden in het donker op het kolkende water, tohoe wa bohoe, woest en ledig, kan raken aan onze beleving. God is ver weg. En wij tobben wat af. 

Al zitten de leerlingen dan met elkaar in hetzelfde schuitje, het helpt niet.

 

Maar dan verschijnt Jezus. Gaande over de golven van de zee. Het bezorgt de leerlingen de schrik van hun leven. Ze denken een spook te zien. Bij de marine maken we weleens het grapje dat je vanzelf bijgelovig wordt als je veel op zee bent. Daar lijkt het hier ook op. Ze denken een geest te zien.

Maar Jezus zegt ‘Rustig maar, ik ben het. Jullie hoeven niet bang te zijn.’ 

Een bijzonder tafereel. Het schip danst op het water, de leerlingen tobben zich af om het schip op koers te houden en Jezus verschijnt gaande over het water. 

En wat nog vreemder is, is dat Petrus ook het water op wil. ‘Heer als u het echt bent, zeg dan dat ik over het water naar u toe moet komen.’ 

Hoe komt hij op het idee om deze vraag te stellen? Is het geen rare vraag?

 

Nu moet u weten dat de evangelist Mattheüs eerder een verhaal heeft verteld over een storm op het meer. Toen was Jezus wel aan boord, maar lag te slapen op het voordek. De leerlingen stonden doodsangsten uit. Maar Jezus sliep alsof er niets aan de hand was. 

Het verhaal gaat zo dat de leerlingen op een goed moment Jezus wakker maken en hem verwijten dat hij ligt te slapen terwijl ze in nood zijn, bang dat het schip zal vergaan. Eenmaal wakker bestraft Jezus de wind en de zee, en de zee wordt rustig. 

Heer red ons! riepen de leerlingen. En Jezus’ bestraffing van de wind en het water deed hen verbaasd tegen elkaar zeggen ‘Zelfs de wind en het water doen wat hij zegt. Wat is dit voor iemand?’ 

 

Zou het deze ervaring geweest kunnen zijn waardoor Petrus die vreemde vraag stelt: ‘Heer als u het bent, zeg dan dat ik over het water naar u toe moet komen.’ Laat mij als U lopen over het water. Laat mij mijn voeten zetten op de oervloed waarin het onheil huist. Want wind en water moeten U toch gehoorzamen?

 

Laatst hoorde ik een verhaal van Gor Khatchikyan, ik hoop dat ik zijn naam goed uitspreek. Gor is spoedeisende hulparts en is bekend geworden door zijn optreden in de media toen de coronapandemie in 2020 op zijn hoogtepunt was.

Gor is als kind met zijn ouders uit Armenië gevlucht. En hij heeft jarenlang in onzekerheid verkeerd of hij wel in Nederland mocht blijven. Uiteindelijk is hij gered, als je dat zo kan zeggen, door het generaal pardon van 2007. 

Hij vertelde dat hij zich in die onzekere tijd voor 2007 erg herkende in de leerlingen van Jezus die tijdens de storm angstig riepen ‘Heer, red ons/red mij’. Hij zocht houvast, uitzicht, toekomst. 

Tot hij ontdekte dat de evangelist Mattheus tweemaal een verhaal vertelt over een storm op het meer. En in dat tweede verhaal bidt Petrus niet ‘Heer redt mij, laat de golven die mij benauwen bedaren’. Nee, hij roept ‘Heer als U het bent, laat mij dan lopen over het water dat mij zo benauwt’. 

 

Het zijn twee verschillende gebeden. Het eerste gebed is een gebed uit de diepte, een gebed uit wanhoop, een gebed om redding, je bent radeloos. Heer red ons, red mij, is een gebed om uitkomst, om een helpende hand. Je bidt dat de omstandigheden een positieve wending krijgen, in situaties van ziekte, of als je hart vol is van grote zorgen.

Het tweede gebed klinkt anders. De omstandigheden waarin je verkeert zijn misschien niet veranderd, maar nu bid je om moed, om wijsheid, om vertrouwen, om kracht, om staande te blijven in wat je meemaakt.

In mijn beleving zit achter Petrus’ vraag om door Jezus’ uitgenodigd te worden ook over het water te gaan, het geloof dat hoe hoog de golven ook mogen gaa, je er niet in ten onder zal gaan als je het oog gericht houdt op Jezus.

 

Tegelijk vertelt het Bijbelverhaal dat dit niet zomaar vanzelf gaat. Want op het moment dat Petrus weer onder de indruk raakt van de harde wind zakt hij in de golven en roept hij ‘Heer, red mij!’ 

Zo zal het denk ik vaak gaan in ons leven, dat we beide gebeden bidden.

 

Domninee Nico ter Linden schrijft bij dit Bijbelverhaal, dat met name gevangenen zich door dit verhaal aangesproken weten. Als je mensen vraagt wat zij het mooiste Bijbelverhaal vinden scoren het verhaal van de barmhartige Samaritaan of het verhaal van de verloren zoon hoog. Maar binnen de gevangenismuren scoort het verhaal van Petrus die over het water wil lopen hoog. Ter Linden schrijft dan, dat is niet vreemd. ‘Gevangenen weten beter dan een ander hoe angstaanjagend het leven is, hoe gevaarlijk en onvoorspelbaar. Het kan zomaar gaan spoken, het tij is tegen, de wind raast, je voelt je machteloos, steeds dieper zink je weg, het water komt je tot de lippen.’ 

Tegelijk zeggen ze er dan bij dat ze niet geloven dat het kan, want over water lopen kan natuurlijk niet. 

 

In de jaren dat ik predikant ben heb ik niet eerder over dit Bijbelgedeelte gepreekt. Misschien was het toeval, maar ik denk dat ik er ook een beetje omheen gelopen ben. Want ja, dat lopen over het water…

Maar eigenlijk vind ik het bij nader inzien een mooi verhaal. Het raakt aan ons leven. Aan ons gelovige leven. Het ene moment roepen we ‘Heer, red mij’ als het water ons tot aan de lippen staat. Als we het gevoel hebben weg te zakken in de golven. Op een ander moment klinkt ons gebed heel anders, dan vragen we om wijsheid en inzicht om goed om te kunnen gaan met datgene wat ons treft of bezighoudt. 

 

Het ene moment is er geloofsvertrouwen waardoor we ons niet zomaar laten verwarren door alles wat erop ons afkomt, op een ander moment slaat de geloofstwijfel toe en raken we overweldigd door wat ons treft.

 

In het goede nieuws, het evangelie, dat we vanmorgen horen zit het allemaal. 

 

Waarom is het goed nieuws? 

Ik geloof dat het verhaal ons wil vertellen dat hoe diep we ook kunnen vallen, hoe overweldigd we ook kunnen raken door zorgen en leed, hoe hard de perfect storm ook over ons leven kan razen, we ten diepste nooit uit Gods hand vallen. 

We zijn in Gods hand als we roepen, ‘Heer, als U het bent, laat mij dan over het water gaan’ en we zijn in Zijn hand als we roepen ‘Heer, red mij!’

 

Ter Linden schrijft ‘Jezus wandelt waar geen weg is. Zo gaat hij de zijnen voor naar de overkant.’ 

Niets is er dat ons kan scheiden van de liefde van God!

 

Amen