Preek op zondag 15 november over Matteus 25, 31-46 door ds. Gert van der Ende

Dit bericht is verlopen op 2021-01-16

Gemeente van Christus, beste mensen,

Over naastenliefde gaat het vandaag. Over wat naastenliefde voor je betekent. Over wanneer je wel of niet naastenliefde toepast. En of er grenzen zijn aan naastenliefde. En ook over de vraag hoe je naastenliefde toepast in tijden van corona.Tijdens jullie samenkomst als GJV waren dat de vragen waar jullie over spraken. Vragen die we ons denk ik allemaal wel eens stellen.  Als ik naar de Jumbo ga en daar een man met een straatkrant tref die mij vriendelijk groet, voel ik mij altijd even ongemakkelijk. Zal ik wel of geen straatkrant kopen? 

Tijdens mijn reizen met de marine ben ik in veel grote havensteden geweest en kwam daar bedelaars tegen. Ook toen steeds de soms ongemakkelijke vraag wat ik zou doen. Ik vermoed dat ik niet de enige ben met dit soort ervaringen.

Maar dit is klein bier vergeleken bij de vraag hoe ik mij zou hebben opgesteld in de tweede wereldoorlog als er een joods gezin bij mij zou hebben aangeklopt. Zou ik gastvrij zijn geweest? Zou ik grote risico's hebben durven nemen door joden te laten onderduiken? Vorige week heeft de PKN bij monde van haar scriba Rene de Reuver schuld beleden tegenover de joodse gemeenschap omdat ze in gebreke is gebleven in die jaren.

Naastenliefde kan heel risicovol zijn!

Door Jezus is veel over naastenliefde gezegd. Bekend is hoe Hij alle geboden kort samenvat met de woorden ‘Heb God de Heer lief met alles wat in je is en je naaste als jezelf.’ Ook vertelt Hij de beroemd geworden gelijkenis van de barmhartige Samaritaan, die een slachtoffer van een roofoverval verzorgt. Maar ook het verhaal dat we zojuist uit de bijbel hoorden voorlezen zet aan tot nadenken over naastenliefde. Het fascinerende aan het verhaal uit Matteus is, dat de mensen tegen wie wordt gezegd dat ze het goede hebben gedaan, dat ze naastenliefde in praktijk hebben gebracht, zich dat niet bewust zijn. Ze zijn verbaasd. 

Als wordt gezegd 'ik had honger en jullie gaven mij te eten, dorst en jullie gaven mij te drinken, ik was vreemdeling en jullie gaven mij onderdak, ik was naakt en jullie hebben mij gekleed, gevangen en jullie hebben mij bezocht' snappen ze er niets van. Wanneer hebben wij U dan hongerig, dorstig, naakt en gevangen gezien, zo antwoorden de rechtvaardigen. Maar de koning, dat is Jezus zelf, antwoordt  'alles wat jullie hebben gedaan voor een van de onaanzienlijksten van mijn broeders of zusters, hebben jullie voor mij gedaan.'

De verbazing van de mensen, die rechtvaardigen worden genoemd, is mooi en ontroerend. Ze zullen wellicht hebben gezegd, grut ik heb gedaan wat er op dat moment gedaan moest worden. Je geeft iemand die dorst heeft toch te drinken? 

Bij dit verhaal moest ik denken aan het boek dat Rutger Bregman heeft geschreven. De titel van het boek is ‘De meeste mensen deugen.’ De meeste mensen deugen en willen het goede doen zo toont Bregman aan met tal van voorbeelden. Naastenliefde wordt door velen zonder meer in praktijk gebracht, mensen doen het eenvoudig weg. Met zijn boek vertelt Bregman een soort ‘tegenverhaal’. Want het dominante verhaal over de mens is dat de mens vooral geneigd is zichzelf op de eerste plaats te zetten. De mens zoekt zijn eigenbelang ten koste van anderen, zo stellen tal van geleerden. De menselijke beschaving is maar een dun laagje vernis. Als dat laagje eraf gaat is het ‘ieder voor zich en God voor ons allen.’ Of zoals een Engelse filosoof ooit schreef: als de mens niet in toom wordt gehouden is de mens voor de mens een wolf, dan verslinden ze elkaar.

Bepaald geen vrolijk mensbeeld. Een mensbeeld dat ook door de kerk werd en wordt uitgedragen. De mens is geneigd het kwade te doen, zo lezen we in een klassiek leerboek van de kerk. Dit beeld doet geen recht aan de werkelijkheid, zo stelt Bregman. Want als je goed om je heen kijkt zie je veel voorbeelden van naastenliefde. 

Een van de voorbeelden die hij geeft is hoe de Engelsen aan het begin van de tweede wereldoorlog reageerden op de verwoestende bombardementen op Londen. De Duitsers gingen er van uit dat als je huizen platbombardeert en mensen veel angst aanjaagt ze tot anarchie zullen vervallen. Bommen die dood en verderf zaaien zullen het beest in de mens doen opstaan. Het dunne laagje vernis van de beschaving is binnen de kortste keren weg, zo was de gedachte. En als dat eenmaal is gebeurd kon ook Engeland worden ingelijfd in het Duitse rijk. In negen maanden tijd vielen meer dan 80.000 bommen op Londen en omgeving. Hele wijken werden weggevaagd en meer dan 40.000 mensen kwamen om het leven.  Maar wat de Duitsers hadden verwacht gebeurde niet. De Engelsen vervielen niet in anarchie. Het Britse volk steeg juist een paar treden op de ladder van de beschaving. Mensen bleken heel behulpzaam. Er werd naar elkaar omgekeken. Het verschil tussen arm en rijk viel weg. Er was zelfs ruimte voor humor. De eigenaar van een verwoeste winkel schreef op een bord 'more open than usual.' 

En dit was niet alleen typisch Brits, maar typisch menselijk. Zo laat Bregman met tal van voorbeelden zien. De mensen in Londen hebben zich denk ik niet de vragen gesteld die jullie elkaar als GJV hebben gesteld. Zoals 'Wanneer pas je naastenliefde wel toe en wanneer niet? Waar ligt de grens? En waar ligt jouw grens?' Mensen hielpen elkaar in de duistere dagen van de bombardementen. Men stond elkaar bij met van alles. Natuurlijk zal er ruzie zijn geweest en natuurlijk zullen er mensen zijn geweest die vooral aan zichzelf dachten, het Londen van 1940 was niet het paradijs. En er was woede en verdriet om de vele doden. Maar de meeste mensen waren hulpvaardig en stonden klaar voor een ander. Toch hebben jullie er goed aan gedaan elkaar te bevragen op het punt van naastenliefde. Het is een wezenlijk onderdeel van de boodschap die Jezus heeft uitgedragen, zo hebben we uit de lezing gehoord.

Maar, al lijkt het een overbodige vraag, toch de vraag: waar hebben we het over bij naastenliefde? En als je daarover nadenkt  kom je al snel uit bij de vraag ‘Wie is je naaste?’

Dit blijkt een oude vraag te zijn. Hij werd ook Jezus aan Jezus gesteld. ‘Wie is mijn naaste?’ Jezus vertelt dan de bekende gelijkenis van de barmhartige Samaritaan. Er ligt een gewonde man langs de weg. Toevallig komt er een priester langs, maar die loopt met een boog om hem heen. Ook de Leviet die langs komt en de gewonde man ziet liggen loopt met een boog om hem heen. Tenslotte komt er en Samaritaan aan. Die krijgt medelijden met de gewonde man, verzorgt hem, legt hem op zijn rijdier en brengt hem bij een herberg. Aan de herbergier vraagt hij goed voor de gewonde man te zorgen, ook geeft hij geld. ‘Wie van deze drie is de naaste geworden van het slachtoffer’ zo vraagt Jezus.

Jezus draait de vraag om. De vraag is niet ‘wie is mijn naaste’, maar ‘van wie ben ik de naaste.’ De naaste is niet de gewonde man die in de berm ligt, maar degene die hulp biedt.

Dit verhaal helpt denk ik bij het nadenken over de vragen die jullie je gesteld hebben. Bijvoorbeeld de vraag wanneer je wel of geen naastenliefde toepast. De priester en de leviet in het verhaal besloten geen naastenliefde toe te passen. De Samaritaan besloot wel naastenliefde toe te passen. Hij besloot een naaste te worden van de gewonde man. Waarom? Hij liet zich raken door de nood van deze mens. Hij wendde zijn blik niet af. Hij liep niet met een boog om hem heen. Nee, hij boog zich over deze mens. Hij werd een naaste, oog in oog, met deze mens die hulp nodig had.

Op de GJV hebben jullie elkaar gevraagd of er verschil is in liefde voor de naaste nu er corona heerst. Als je deze vraag naast het verhaal van de Samaritaan legt, kan je denk ik alleen zeggen dat het verschil zit in het in acht nemen van de adviezen van het RIVM om er voor te zorgen dat jezelf of de ander niet besmet raakt. Maar verder zal er geen verschil zijn. Corona speelt geen rol of je je wel of niet wilt laten raken door de nood, een verzoek, van een medemens. Corona maakt je misschien zelfs oplettender op mensen in je omgeving die aandacht nodig hebben. Interessant is de vraag of er een grens is aan naastenliefde. Is dat een vraag naar hoever je moet gaan in het helpen van een ander. Of is dat een vraag naar wie je wel en wie je niet helpt. Nou over de laatste vraag is Jezus duidelijk, in naastenliefde bestaat geen onderscheidt tussen mensen. Je wordt naaste van de mens, wie het ook is, die jou raakt met zijn nood, klein of groot. De vraag is vooral, wil ik naaste worden. Met wie wil ik mij identificeren, met de priester, met de leviet of met de Samaritaan? Bij de vraag hoe ver je moet gaan in het zijn van een naaste voor iemand die hulp nodig heeft wijst het voorbeeld van de Samaritaan denk ik ook een richting. De Samaritaan brengt de gewonde man bij een herberg, laat daarbij wat geld achter, en vervolgt daarna zijn weg. Hij gaat weer over tot de orde van de dag nadat hij gedaan heeft wat hij moest doen. Heeft hij genoeg gedaan? Dat blijft misschien altijd een onrustige vraag. 

'Naastenliefde is geen pretje', zo las ik ergens. Het brengt onrust. Je laat je raken door het lot van een ander.  En ja, wat doe je dan?  Een beker water is het probleem niet. Je deur openen voor een joodse onderduiker?

Aan het einde van de indrukwekkende film Schindlers list, voelt Schindler zich schuldig omdat hij niet meer joden in zijn fabriek heeft laten werken om ze zo te redden van vernietiging in de gasovens in Auschwitz. Had hij niet meer moeten doen? Een van de joodse overlevenden legt dan zijn hand op de schouder van Schindler en zegt: In de joodse geschriften staat geschreven dat wie één mens redt, de wereld redt. De vraag: heb ik het goede gedaan, heb ik genoeg gedaan, zal je denk ik steeds weer stellen. 

Maar waarom zou je een naaste willen zijn voor een medemens? Is dat iets wat de meeste mensen van nature doen, zoals Rutger Bregman beweert? Geraakt door het lot van een medemens ga je handelen, omdat je als mens nu eenmaal zo in elkaar zit. Gelukkig blijkt dit vaak zo te zijn. Maar voor Jezus heeft liefde voor de naaste ook alles met God te maken. Met God de Heer die zijn geboden heeft gegeven om van deze aarde een leefbare plaats te maken. Een plaats waar het leven goed is voor mensen. 

Vandaar dat Jezus de liefde tot God en voor de naaste zo nauw met elkaar verbindt. Het gaat om hetzelfde. Liefde voor God is niet los verkrijgbaar, het krijgt handen en voeten in de liefde tot de medemens. In zo met elkaar leven dat deze wereld een betere plaats wordt. In zo met elkaar omgaan in het klein en in het groot dat er iets zichtbaar wordt van dat rijk van vrede en gerechtigheid waarin geen verschil wordt gemaakt tussen mensen. 

Om die wereld gaat het Jezus bij alles wat hij zegt over naastenliefde. De bijbel noemt dat het rijk van God. Een wereld waarin geen nood meer is, een wereld waar tranen van de ogen worden afgeveegd, een wereld waarin mensen volledig tot hun recht komen en echte vrijheid wordt ervaren. En de lezingen van deze zondag roepen ons op om ook te dromen van die wereld en ons daarvoor in te zetten, hoe weerbarstig dat soms ook kan zijn, in het geloof dat deze wereld in Gods hand is en dat Hij dat rijk van vrede en gerechtigheid eens doet aanbreken. 

Amen.