Preek op zondag 29 augustus door ds. Gert van der Ende over Ruth 1

Dit bericht is verlopen op 2021-10-29

Inleiding op de dienst: thema is Geduld met God. Het is de titel van een boek van de Tsjechische theoloog Tomas Halik. Ik heb mij voor deze dienst door hem laten inspireren. Wat betreft het thema, je zou het eerder andersom verwachten, dat God geduld met ons mensen zou moeten hebben. Maar Halik draait het om, wij moeten geduld leren oefenen met God. Wat hij daarmee bedoelt en hoe hij dat ziet is het thema van deze dienst. 

 

 

Gemeente van Christus,

 

'Op veel punten ben ik het met atheïsten eens, vaak op bijna ieder punt - behalve in hun geloof dat God niet bestaat.' Met deze prikkelende zin begint de inmiddels in Nederland bekende Tsjechische theoloog Tomas Halik zijn boek 'Geduld met God.' 

Op bijna ieder punt is Halik het eens met atheïsten - behalve hun geloof dat God niet bestaat.

Een atheïst is iemand die van mening is dat er voldoende argumenten voorhanden zijn om te bewijzen dat geloof in God een illusie is. In die zin onderscheidt een atheïst zich van een agnost of een ietsist. Een agnost of ietsist is iemand die niet zo overtuigd is van het wel of niet bestaan van God. Ze weten het niet, ze laten het open. Een ietsist zal waarschijnlijk zeggen 'ik geloof wel dat er iets is, er is meer tussen hemel en aarde, maar hoe en wat, dat weet ik niet.' 

Een atheïst is overtuigd: er is geen God. En daar heeft hij harde bewijzen voor.

 

Zo nu en dan vindt er een discussie plaats tussen een atheïst en een godgeleerde. Ze gaan elkaar dan te lijf met argumenten en bewijzen om de ander te overtuigen van hun standpunt. 

De atheïst meent met feiten aan te kunnen tonen dat geloven in een God die invloed heeft in onze wereld onzinnig is. En de godgeleerde meent genoeg argumenten te hebben om te bewijzen dat er meer is tussen hemel en aarde, ja sterker nog, dat het eerder logisch is in God te geloven dan niet. 

Ik las een keer in dagblad Trouw een recensie van een boek waarin acht argumenten worden besproken die het bestaan van God moeten aantonen. Maar ik was het eens met het opschrift boven de recensie: het boek is een hart onder de riem voor gelovigen, maar geen bewijs voor het bestaan van God.

Dit soort discussies vind ik nooit zo sterk. Want dat we in God geloven is toch niet omdat er hard bewijs bestaat van Zijn aanwezigheid in deze wereld. Want als dat zo zou zijn, als de tekenen van Gods presentie aanwijsbaar en overtuigend zouden zijn, is er geen sprake van geloof. Maar van weten in de wetenschappelijke zin van het woord.

Bij geloven gaat het om ons hart, om ons gevoel, meer dan om ons verstand. Natuurlijk speelt ons verstand een rol, maar het begint bij ons hart. Het begint met geraakt worden door onze Heer waardoor het geloof in ons ontwaakt. En we er op de een of andere manier van overtuigd raken dat er een God is die weet van ons leven en die met ontferming over ons is bewogen. 

De kerkvader Augustinus zei het zo: 'Gij, God, hebt ons gemaakt naar u en ongerust is ons hart totdat het zijn rust vindt in U.' 

 

Het verhaal uit Ruth levert de atheïst echter argumenten om te bewijzen dat geloven in een God die daadwerkelijk aanwezig is in het leven van mensen, een illusie is. Het is een fantasie te denken dat er een macht boven deze wereld is die invloed op deze aarde en ons leven uitoefent. Het is een wens, zo zal hij beweren, maar het is niet zo.

 

Hoe kan hij dit beweren?

Wel, er heerst hongersnood in Israël. In Bethlehem wordt honger geleden. Bethlehem, de stad waarvan de naam 'broodhuis' betekent. Maar er is geen brood. Misschien sterven er wel ouderen en kleine kinderen van de honger. 

Wacht even, zal de atheïst zeggen, Israël is toch het beloofde land? En het beloofde land zou toch overvloeien van melk en honing? Zo spreekt de bijbel daar toch over? Israël, Kanaän, zou iets paradijselijks hebben. Een land waar de Heer van hemel en aarde koning is. Een Heer die waakt over zijn volk en hen zal zegenen met het goede van de aarde. 

Waar is nu die God? Waaruit blijkt zijn betrokkenheid? Hoe zit dat met zijn zegen? 

God zwijgt.

 

Nu zou een behendig theoloog misschien wel een antwoord weten op deze opmerkingen, maar daarmee zijn we er niet.

Want het neemt niet weg dat we het soms bijster moeilijk kunnen hebben met het gevoel dat God ver weg is, dat Hij zwijgt. We kunnen soms door twijfel worden bevangen als we het gevoel hebben dat ons bidden tevergeefs is. En het onbegrijpelijke leed kan ons het gevoel geven dat er geen houvast bestaat in het leven.

En Elimelech is natuurlijk ook niet na de eerste slechte oogst vertrokken uit Bethlehem. Als boer weet hij van de seizoenen en van zijn afhankelijkheid van het weer. Het zal een aantal jaar op rij zijn geweest dat de oogsten slecht waren, dat de opbrengst misschien net te groot was om niet van de honger om te komen maar te weinig om van te leven.

En onderschat ook niet wat het betekent om met je hele hebben en houden uit het land weg te trekken waar je bent geboren, opgegroeid, waar je de liefde hebt gevonden en een gezin gesticht. Het afscheid van de gemeenschap, de familie, het land zal zwaar zijn geweest. Maar Elimelech en Noömi zien geen andere keuze.

Vluchten uit je geboorteland doe je niet zomaar, dat weten ook de vluchtelingen die vandaag elders een plek zoeken om te leven.

 

Het is natuurlijk gissen als we iets willen zeggen over wat er is omgegaan in de hoofden en harten van Elimelech en Noömi. De Bijbelschrijver vertelt ons niets over hun geloof, hun vragen, hun twijfel. Maar dat de hongersnood in het beloofde land zo sterk is, terwijl in het buurland waar de God van Israël niet wordt aanbeden voldoende eten is, zal iets aan hen hebben gedaan.  

 

Samen met Noömi en zijn beide zonen vertrekt Elimelech naar Moab. 

Het verhaal maakt grote stappen. 

Elimelech sterft na verloop van tijd in dat vreemde land Moab. Noömi blijft achter met haar twee zonen. 

Je hoeft niet veel fantasie te hebben om te beseffen dat Noömi een bijzonder moeilijke tijd doormaakt. Maar ze blijft in Moab. Kennelijk houdt de hongersnood aan in het beloofde land. 

Als de jongens, Machlon en Kiljon, volwassen zijn geworden trouwen ze met vrouwen uit Moab. Deze jonge mannen zijn goed geïntegreerd zouden wij vandaag zeggen. Ze zoeken geen vrouw uit het land van herkomst. Ze hebben de liefde in Moab gevonden en alles wijst erop dat ze in Moab willen blijven. Ze voelen zich daar thuis.

De Bijbelschrijver velt hier geen oordeel over. Terwijl er in Israël profeten waren die sterk gekant waren tegen gemengde huwelijken. Want het geloof zou wel eens kunnen verwateren of vermengd worden met invloeden van een andere godsdienst.

 

En alsof Noömi nog niet genoeg leed te verwerken heeft gekregen, sterven haar beide zonen. Zo blijft zij achter met Orpa en Ruth, haar schoondochters. 

Hoeveel ellende kan een mens dragen?

 

Wat opvalt is dat het verhaal zonder enig commentaar wordt verteld. De Bijbelschrijver velt geen oordeel over het vertrek van Elimelech uit het beloofde land naar Moab. We lezen geen commentaar bij het sterven van Elimelech, alsof dat bijvoorbeeld een goddelijke straf zou zijn voor het verlaten van Israel. Ook geen opmerkingen bij het huwelijk van de twee zonen met Moabitische vrouwen en geen reactie bij het overlijden van Machlon en Kiljon. 

Wat ook opvalt is dat we bij al deze gebeurtenissen niets lezen over God. Geen woord over zijn betrokkenheid bij de lotgevallen van Elimelech en Noömi. Zijn Naam wordt niet genoemd in het verhaal tot nog toe.

Deze waarneming ontlokte de theoloog Miskotte, voor sommigen onder ons misschien geen onbekende naam, de opmerking dat het hier gaat om het gewone leven. 

 

In het gewone alledaagse leven, in het leven van u en mij, waarin van alles gebeurt, kunt u daarin aanwijzen hoe God daarbij betrokken is?

We nemen allerlei beslissingen: we kiezen voor een opleiding, voor een baan, we worden verliefd, we trouwen. Soms komen we er tot onze spijt achter dat we een verkeerde keuze hebben gemaakt, de opleiding is niet wat we ons ervan hadden voorgesteld, of ons huwelijk loopt op de klippen terwijl we dachten de liefde van ons leven te hebben ontmoet, of we krijgen te maken met ziekte en dood, en ga zo maar door. Er worden kleine en grote wonden in ons leven geslagen.

En als je je afvraagt wat de bedoeling is van wat je overkomt, weet je vaak geen antwoord. Ook niet op de vraag of God er nog iets mee te maken heeft. 

In het gewone leven ervaren we God vaak op afstand, ja is God veelal een zwijgende God. Soms zou je wensen dat er een briefje uit de hemel zou komen, maar dat komt niet.

 

Op een goede dag komt Noömi ter ore dat de hongersnood in Israël voorbij is. Bethlehem is weer een huis waar brood wordt gebakken. En dit wordt aan de HERE God toegeschreven. Hij heeft omgezien naar zijn volk, zo staat er letterlijk.

Dit is een opmerking die vaker in de bijbel voorkomt, het betekent het begin van een omkeer, een wending ten goede, het duidt heil aan. Denk bijvoorbeeld aan het lied dat de priester Zacharias zingt bij de geboorte van Johannes de Doper: ‘God heeft naar zijn volk omgezien en verlossing gebracht.’

Maar gemeente, dit is wel geloofstaal. Het feit dat er nu weer overvloed is in het beloofde land, zal de ongelovige niet overtuigen van Gods betrokkenheid bij zijn volk. Want waarom eerst geen brood en nu weer wel?

Toch schrijft de verteller van dit verhaal het aan God toe dat de droogte voorbij is, dat de gewassen op het veld staan en dat er weer geoogst kan worden? Hoe komt hij daarbij?

 

Nogmaals, dit is geloofstaal, taal van het hart. Dit kan niet beargumenteerd worden. 

Al kan er wel iets over worden gezegd.

En dat doe ik aan de hand van gedachten van Tomas Halik waar ik de preek mee begon.   

Halik zegt: de atheïst is te snel met zijn conclusie, dat er geen God zou zijn. Hij moet geduld leren oefenen. Vandaar de titel van zijn boek 'Geduld met God'. 

Op het voorblad van zijn boek schrijft hij: 

Geduld met anderen is liefde,

geduld met jezelf is hoop,

geduld met God is geloof. 

Halik schrijft dat hij weet heeft van het zwijgen van God. Hij kent het gevoel dat God ver weg is. De wereld, zo zegt hij, is ambivalent, het heeft meerdere gezichten: er is schoonheid maar er is ook gruwelijkheid (natuurrampen). En ook in ons leven doen we tegengestelde ervaringen op, we ervaren geluk, liefde, inspiratie, maar ook verlies, verdriet, pech. Ons leven wordt gekleurd door grandeur en misère. 

En dit, het ambivalente van de wereld en het paradoxale in ons eigen leven, kan je tot de conclusie brengen dat er helemaal geen God is die naar je omziet en om je bewogen is. 

Gods verborgenheid kan je doen instemmen met de opmerking van Nietzsche dat God dood is.

Maar, zegt Halik, er is ook een andere houding tegenover de ervaring van de afwezigheid van God en dat is geduld. 

Het belangrijkste verschil tussen de gelovige en degene die God ontkent ziet Halik in geduld. 

 

Degene die het bestaan van God ontkent is te snel klaar met het mysterie dat we God noemen. 

God gaat zijn ongekende gang in deze wereld. Zijn gedachten zijn hoger dan de onze. Wij kunnen hem niet narekenen. Ondanks alles wat we vanuit de Bijbel over Hem weten, over zijn liefde en genade, over zijn omzien naar mensen, blijft Hij voor ons een mysterie, een geheimenis, niet te bevatten, voor ons niet in een logisch kader te plaatsen. 

Kunnen wij hiermee leven?

Het eigene van een mysterie is dat je er nooit 'klaar' mee bent. Je krijgt het nooit in je vingers. Halik zegt: je dient geduldig op de drempel van het mysterie te blijven staan. Het in je hart dragen. Zoals van de moeder van Jezus wordt gezegd, hoe zij de woorden die over Jezus werden gesproken in haar hart bewaarde. 

Zo is geloven geduldig leren leven met het mysterie, met het geheim van Gods aanwezigheid in deze wereld, ook al zie je of snap je er soms helemaal niets van. Geduld, gedragen door geloof, hoop en liefde.

 

Dat dit niet altijd makkelijk is hoef ik u niet te zeggen. Wachten op God, zoals verwoord in psalm 27, gaat niet vanzelf. Daar hebben we elkaar als gemeente denk ik ook wel bij nodig. 

 

De Bijbelschrijver heeft ons geen deelgenoot gemaakt van het innerlijke leven van Noömi. Maar ondanks al haar vragen en verdriet is deze vrouw haar geloof niet kwijtgeraakt, is ze haar leven in verbinding blijven zien met God. Zelfs als ze zegt 'de HEER heeft zich tegen mij gekeerd'. 

Zo is Noömi voor mij een voorbeeld van geduldig leven met het mysterie God. Door alles heen is zij blijven wachten op de Heer. 

Terwijl ik dit schreef moest ik denken aan Jezus, aan de weg die hij is gegaan, waarin hij zich van God verlaten heeft gevoeld, maar hoe Hij zich in alle onbegrijpelijkheid heeft vastgehouden aan God. En het heeft ervaren dat het licht de duisternis overwon op de Paasmorgen. 

 

Laten wij ons geduld dan niet verliezen en blijven hopen, geloven en liefhebben.

 

Daarom nog één keer psalm 27, wees dapper, houd altijd goede moed. Hij is getrouw, de bron van alle goed.

 

Amen