Preek n.a.v. Johannes 14, 23-29 op zondag 26 mei 2019 door ds. Antoinette van der Wel

Dit bericht is verlopen op 2019-07-26

Jezus bereidt zijn leerlingen voor op het afscheid. Straks loopt hij niet meer tussen hen in, breekt hij het brood niet meer, kunnen ze niet meer luisteren naar zijn verhalen en gedachten. Straks als hij er niet meer is, zullen ze zelf hun weg moeten zoeken. Maar hoe doe je dat?

Ieder van ons heeft het vast wel eens gedacht: wat als ik Jezus nu zelf eens had kunnen spreken? Wat zou het voor mijn geloof betekenen als ik hem van aangezicht tot aangezicht had kunnen zien? Zou het dan niet veel makkelijker zijn geweest? Als we daar geweest waren, in die bovenzaal en dat we dan het stuk brood uit zijn hand hadden aangenomen. Zou ik dan gewoon kunnen geloven, zonder twijfel of vragen? Zou geloven dan gemakkelijker zijn, had ik dan een antwoord op mijn vragen gekregen? Of zou het uiteindelijk niets hebben uitgemaakt?

Wat als…

Johannes legt hier onze vragen in de mond van de leerlingen. Hoe moeten we verder als jij, Jezus, niet meer bij ons bent? Hoe vinden we je als je niet meer concreet in ons midden bent? Hoe kunnen we weten wie God is als jij niet meer tussen ons in staat en ons de verhalen zo vertelt dat we God erin ontdekken?

Hoe vinden we God? Waar kunnen we een spoor van hem ontdekken?

Jezus geeft de leerlingen (en daarmee ook ons) het vertrouwen dat ze niet als wezen in de wereld achterblijven. Hij moet weggaan om op een andere manier in ons midden te kunnen zijn. In bijna raadselachtige taal legt hij uit hoe hij bij God hoort, en God bij hem, hoe de leerlingen bij hem horen, hoe hij in hen woont en hoe dus God in hen woont. In één adem worden ze genoemd. God, Jezus en de volgelingen, ze zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Alsof de volgelingen de tempel worden waarin God kan wonen, onlosmakelijk met elkaar verbonden. Zou het zo eenvoudig kunnen zijn, dat daar waar mensen elkaar in liefde nabij zijn, waar ze in liefde samen wonen, dat daar God zelf aanwezig is? Daar waar mensen hun brood breken en hun beker delen, dat Hij dan in ons midden woont? Laat God zich vinden in het liefdevolle samenzijn van mensen? Is Hij in het delen van brood en wijn aanwezig als onze gastheer? Zou het zo eenvoudig kunnen zijn? Dat we mogen vertrouwen dat God ook hier vanmorgen zelf aanwezig is als we brood en wijn delen? Misschien is het moeilijk voor te stellen, tegelijkertijd is dat toch de reden waarom we brood en wijn delen, omdat we verlangen naar Gods nabijheid?

Jezus bereidt de leerlingen voor op het afscheid. Hij maakt hen duidelijk dat er een nieuwe tijd voor hen aanbreekt. Ze mogen op eigen benen gaan staan, zullen een eigen spoor moeten trekken. Hij laat hen echter niet aan hun lot over, maar belooft de leerlingen een pleitbezorger, de Geest. Deze Geest herinnert ons aan de levensadem die God de mens inblies. De adem die hem leven en bezieling gaf, die hem boven het stof uittilde.

Ik denk bij Geest aan inspiratie, aan wat je in beweging zet, aan de frisse wind in je leven die je glimlachend op doet staan en verder gaan. Die geest is geen vaag gevoel, maar zie je soms in de hand die een ander uitsteekt, die je aanraakt en troost. Soms ontmoet je iets van die Geest in het stevige gesprek dat je duidelijk maakt dat het tijd wordt om onder ogen te zien wat er fout ging en je tegelijkertijd een nieuwe richting wijst. Ik ervaar de geest in een zacht duwtje in de goede richting, in ademruimte als de angst je naar de keel vliegt, in het rustige vertrouwen van een naaste dat je de moed geeft vol te houden. De Geest van God als levensadem, als inspiratiebron, als storm door een vastgeroest bestaan, als troostend briesje dat je tranen droogt, als wonderlijk geluk wanneer mensen in harmonie en liefde samen zijn.

De Geest is onze reisgenoot. Zoals ooit de leerlingen werden uitgenodigd oude gewoonten los te laten en vol vertrouwen verder te gaan op de weg, waait de Geest vandaag ons leven binnen. Eigenlijk wordt hier een kern van geloof weergegeven. Uiteindelijk is het niet meer dan steeds weer een voet voor de andere zetten. Voetje voor voetje, stap voor stap op weg gaan in het vertrouwen dat er telkens weer een begaanbare weg wordt gevonden. Stap voor stap op weg gaan in het vertrouwen dat Gods adem ons vergezelt, dat hij de chaos bedwingt en ons uitnodigt in beweging te komen.

De leerlingen moeten Jezus loslaten. Hun weg gaat verder, het wordt tijd dat ze op hun eigen benen gaan staan. Gelovigen zijn in beweging, mensen van de weg, pelgrims. Geloven is niet een vasthouden aan het vertrouwde, aan vaste geloofswaarheden, maar de bereidheid op te staan en op weg te gaan. En dan gebeurt het wonder. Wanneer we niet krampachtig proberen vast te houden wat we hebben, blijken onze open handen gevuld te worden, wordt onze blik gericht op de nieuwe morgen die daagt. Jezus vraagt ons ontspannen te leven, ons niet eindeloos blind te staren op wat was, op wat voorbijging, maar in vertrouwen los te laten. Misschien worden we de woestijn ingeleid, maar ook daar in de verlatenheid komt God ons tegemoet, zoekt hij ons op. Het verlangen naar het nieuwe Jeruzalem kan ons ook daar gaande houden.

Leven van vertrouwen. Gewoon verder gaan, stap voor stap. Ik vind het een krachtige houding die we als gemeente mogen delen. Niet krampachtig vasthouden aan wat we denken te hebben, maar de handen ontspannen in vertrouwen. De leerlingen leerden met vallen en opstaan dat ze niet afhankelijk waren van Jezus’ lichamelijk aanwezigheid in hun midden. Na zijn Hemelvaart bleek hij op een andere wijze in hun midden te zijn. Ze vonden hem terug in het delen van het brood, in de liefdevolle gemeenschap van mensen die voor elkaar instaan, in het vertellen van de verhalen, in de ethiek van het koninkrijk. Daar waar zij elkaars deelgenoot werden in hun leven, daar waar ze in alle eenvoud zorg droegen voor wie kwetsbaar zijn, realiseerden ze zich dat hij hen niet had verlaten, maar gewoon midden onder hen was.

Gemeente,

Laten we ons niet blind staren op de leerlingen onder het motto, ze waren erbij, ze hebben het met hun eigen ogen gezien. Als je vandaag aandachtig kijkt, kun je sporen van Jezus aanwezigheid ontdekken in liefdevolle naasten, in wegen die begaanbaar blijken te zijn, in het delen van brood en wijn, in mensen die bereid zijn hun leven in te zetten voor een ander. De Geest is ons beloofd, als reisgenoot voor onderweg. De Geest die nieuwe inzichten brengt, die ons laat zien dat God door de eeuwen heen steeds opnieuw zichtbaar wordt.

We worden uitgenodigd niet krampachtig vast te houden aan wat was, maar vol vertrouwen de toekomst tegemoet te gaan. Als we ons zorgen maken om een krimpende kerk, wordt ons niet gevraagd te restaureren wat ooit was, maar moedig verder te gaan. Wat heeft God ons in deze tijd te zeggen? Waar zien we sporen van de Geest? Waar leren we wat vertrouwen is? Durven we te vertrouwen dat God niet verloren gaat, ook al lijkt het of er nog amper geloof in hem wordt gevonden. Over de tijden heen horen we Jezus’ woorden. Ik laat jullie vrede na! Een vrede die verder gaat dan de stilte tussen twee oorlogen, een vrede die mensen tot hun bestemming brengt. Die vrede die we elkaar ook steeds weer toewensen als we brood en wijn delen. Maak je niet ongerust en verlies de moed niet.

In vrede leven uit het vertrouwen dat God deze wereld niet loslaat, de kerk niet loslaat, ons niet loslaat. De Geest waait door de wereld en waar zij blaast worden mensen op hun voeten gezet, worden we in beweging gezet, worden we aan elkaar toevertrouwd. Deze wereld heeft behoefte aan mensen die vertrouwen op de toekomst, die met open ogen en oren in de wereld staan, die bereid zijn liefde te delen, in het vertrouwen dat waar mensen in liefde samen zijn, God zich laat zien. Zouden wij die mensen kunnen zijn?

Amen.