Preek n.a.v. Job 2 op zondag 10 juni 2018 door ds. Antoinette van der Wel

Dit bericht is verlopen op 2018-08-10

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Vorige week maakte collega Regina Davelaar een stevig begin met de lezingen uit Job. Het beeld dat zij schetst als van een theater, waar we naar een voorstelling zitten te kijken is zinnig om ook vandaag vast te houden. Het verhaal Job komt immers uit de wijsheidsliteratuur en gaat niet zozeer over een werkelijk bestaande sloeber, maar over alle grote vragen rondom onrecht, rechtvaardigheid, leven, gemis en waar en of God daarbij in beeld komt. Job heeft alles verloren en het laatste wat hem nog kan worden ontnomen is zijn gezondheid en dat gebeurt dan ook in dit hoofdstuk. Werkelijk niets wordt deze mens bespaard. Job zit zich te krabben met een potscherf.

Er zijn heel wat boeken geschreven over Job en er blijkt ook in de schilderkunst menig afbeelding te bestaan naar aanleiding van dit Bijbelboek en dat zal u wellicht niet verbazen. Henk Wassink reikte mij dit schilderij aan waar de vrouw van Job zichtbaar wordt.

Kijk haar daar staan. De ene hand ferm in de zij, de andere hand met een ten hemel geheven vinger, zwaaiend voor Jobs neus. Ze leunt dreigend naar haar man toe. Haar elleboog priemt ons bijna in de ogen en het rode jak straalt haar protest uit. Op de achtergrond de puinhopen van hun leven. Woedend, zo lijkt ze. De vrienden van Job zitten er stil en verslagen bij. Ze zwijgen en twee van hen wenden hun ogen af van het tafereeltje tussen de echtelieden. En Job? Die slaat zijn ogen ten hemel, vouwt zijn handen en lijkt zijn vrouw niet te horen. Het zou zo maar een scene kunnen zijn in het theater waar het verhaal van Job wordt uitgespeeld.

Als toeschouwer is er weer die vraag: in wie herken jij je? Wat doet onrecht en lijden met je? Met wie weet jij je verbonden?

Het boek Job confronteert ons met een mens die alles is verloren. Zijn kinderen, zijn fortuin, zijn huis en uiteindelijk ook zijn gezondheid. Alleen het leven blijft hem over. Wat betekent deze kaalslag voor zijn relaties, voor zijn geloof? Hoe moet hij nu verder? Kan hij nog verder? Kan hij ook nu volhardend en met droge ogen blijven zeggen dat hij een rechtvaardig mens is, kan hij dit onrecht ondergaan?

Ik herlas deze dagen gedeelten uit het prachtige boekje van Abel J. Herzberg: Drie rode rozen. Daarin maken we kennis met Salomon Zeitscheck die in de oorlog zijn kinderen, zijn vrouw en zijn winkel verliest en als enige de onderduik overleeft. Hij schrijft brieven aan Job de Dulder en daagt hem uit het rechtsgeding tegen God tot op het eind te voeren. Hij vindt dat Job te snel genoegen neemt met Gods woorden, die hij niet ziet als een antwoord op de vraag naar het lijden. Ik zal u niet verklappen hoe het afloopt met Salomon en Job, mocht u het boekje zelf willen lezen, maar ik herken in de figuur van Salomon iets van de vrouw van Job. Hoewel ze geen naam mag hebben, laat ze ons kennis maken met een andere manier van omgaan met het onrecht. Zweer je geloof maar af, Job, het brengt je niets. De boosheid en de teleurstelling spatten van haar af. Ik kan het me zo goed voorstellen. Want ook zij heeft alles verloren. Ze kan echter niet rustig haar lot ondergaan, maar kiest ervoor zich fel te verzetten. Er is ook een buiten-Bijbelse traditie waarin de vrouw van Job als dienstmeisje aan de slag gaat om haar man van voedsel te voorzien. Hoe dan ook, uit haar spreekt de WAAROM- vraag met hoofdletters? Ze spuwt het hem bijna toe!

Ze zal niet de eerste zijn die het geloof verliest als het leven zo op je beukt. Ze zal niet de laatste zijn die besluit God uit haar leven te verbannen na alle ellende die haar is overkomen. Hoewel dit uiteraard niets zegt over of God ook zijn geloof in haar verliest, maar dat terzijde.

Ik moet eerlijk bekennen dat ik me met haar meer verwant voel dan met Job. Want wat kun je je een vijand van God voelen als alles kapot is gebroken, als al je dromen in gruzelementen liggen, als wie je lief zijn uit je leven zijn gerukt, als alles je uit handen is geslagen. Met je lege handen sta je daar. Je kunt slechts je vinger heffen of je vuisten ballen. Waar moet je heen met je klacht? Met je pijn en je verdriet, met je teleurstelling, met je ongeloof?

Tegelijkertijd heeft woede tegen onrecht maar al te vaak geholpen om verder te komen, om een situatie van onrecht te doorbreken. Wat als Martin Luther King gezwegen had? Wat als Mandela niet gesproken had? Als Bonhoeffer niet opgestaan was tegen nazi Duistland? Wat als mensen die het onrecht niet kunnen aanzien hun hoofd hadden omgedraaid? Maar ze openen hun huis en hart voor je en zijn bereid voor je op te komen als je het zelf niet meer kan. Zou dat het zijn dat de vrouw nog over heeft? Als een soort wanhoopskreet, laat me niet in de steek, Job, maar sta aan mijn kant. Zij heeft immers ook alles verloren. Er is niets mis met protest!

De vrienden komen en ze huilen. In zak en as zitten ze naast Job. Ze kijken niet naar de vrouw. Schamen ze zich of zijn ze werkelijk met stomheid geslagen. Op dit moment zwijgen ze nog, zijn ze stil en delen ze, zonder woorden, in de pijn van Job. Ze houden het uit, niet alleen met Job, maar ook met zijn boze vrouw.

Soms zal verzet nodig zijn, maar soms is ook de houding van de vrienden de enige mogelijkheid als onrecht beukt op mensen. Zoek geen oplossingen, praat het onrecht niet recht, bagatelliseer het niet, maar wees nabij, deel het, laat het je slijten. Verzin geen antwoorden, strijk de boosheid en de pijn niet weg, maar durf het aan te blijven, het vol te houden. Het is een houding die in onze tijd veel uithoudingsvermogen vergt. Zeker in een cultuur als de onze waar problemen er zijn om vooral snel en efficiënt te worden opgelost. Er zit kracht in trouw naast de ander staan, in erbij blijven als iedereen het opgeeft, in niet bang zijn voor het verdriet en de pijn voor de ander, maar je aan laten raken.

Boos zijn, zwijgen, het uit houden met de lijdende en in je eigen lijden doet iets met je godsbeeld. Ik vermoed dat de meesten van ons, gaandeweg het leven zullen herkennen, dat moeilijke periodes, overigens net als geluk, je beeld van God beïnvloeden. Het wordt er misschien zachter van, of kwetsbaarder, of scherper, of onbegrijpelijker. Niemand van ons komt het leven door met hetzelfde beeld, met een onveranderlijke, statische God, die alles kan.

Na zeven dagen begint Job te spreken en hij vervloekt de dag dat hij geboren werd. Die dag had donker moeten blijven. Zo verscheurd is Job, dat hij er liever niet wil zijn. Toch is hij ook nu nog in gesprek met de Eeuwige, blijft hij zoeken naar een antwoord op zijn vragen. Of hij dat antwoord krijgt? Straks uit het onweer?

Het deed me denken aan een verhaal dat Elie Wiesel vertelt, over hoe in het concentratiekamp er een proces tegen God wordt gevoerd. Hij wordt aangeklaagd en veroordeeld voor het onrecht dat zijn volk moet ondergaan. Maar na het proces pakken ze de gebedsriemen weer op en bidden het avondgebed. Want zonder God kan het leven niet geleefd worden.

Blijkbaar gaat het in het boek Job niet zozeer over ons geloof in God, maar eerder over Gods geloof in ons. Hij kan het niet laten zijn schepping lief te hebben, ook als de chaos hoogtij lijkt te vieren, als alles stuk lijkt te staan, zoekt hij ons nog steeds op, of we zwijgen, onze geboortedag vervloeken of onze vuisten ten hemel heffen.

Tot slot enkele zinnen uit het boekje van Abel J. Herzberg.

Vlak voor zijn dood scheurt Salomon Zeitscheck het kalenderblaadje af en horen we deze interne monoloog.

‘Wat staat erop?’ vroeg Zeitzeck

‘Liefde heelt alles.’

‘Weet je niet iets dat nog banaler is?’

‘Vandaag de dag van mijn afscheid,’ antwoordde Salomon, ‘weet ik geen dieper, geen machtiger waarheid. De haat schept het fragment, liefde heelt alles, niet in de zin van “geneest”, maar in de zin van “herstellen van het geheel”. Ik denk terug aan de dagen van mijn leven en ik weet: het is de enige kracht, die ons gegeven is. Liefde. Ik bedoel de liefde in al zijn verschijningsvormen.’

 

Of Job dat straks zal ontdekken? Of zijn vrouw het zal ontdekken? Zijn vrienden? U? Ik? Liefde die alles, zelfs de dood, kan overwinnen?

 

Amen.