Preek op zondag 4 juli door ds. Hedda Klip over Johannes 5:1-9

Dit bericht is verlopen op 2021-09-03

Dat was een vreemde tijd he, die laatste twee jaar van jullie schooltijd. Hoeveel maanden zijn jullie niet naar school geweest? Kunnen jullie dat uitrekenen? Wouw…

Vonden jullie dat leuk?

 

Ik neem aan dat het ook best wel eens eenzaam was. Niet dat je alleen was, neem ik aan. Thuis zijn toch ouders, of één ouder, en je zusje of broer. Maar daar ga je anders mee om. Het is altijd fijn om je vrienden te zien.

Nu zitten jullie in ieder geval weer samen in de kerk. En samen op school, met de slotactiviteiten. En dadelijk ga je alleen of samen naar een nieuwe school, de middelbare school. Hebben jullie er zin in?

Mooi!

 

Ik denk dat veel mensen in de coronatijd hebben ervaren wat eenzaamheid is. Jongeren zaten alleen op een kamertje, achter hun computer. En dat was het dan. Ouderen zaten opgesloten in hun appartement omdat het te gevaarlijk was om naar buiten te gaan. Het was allemaal erg vreemd.

En soms was je eenzaam, ook al was je niet alleen. Zoals jullie (?)

 

Die zieke man in de Bijbeltekst is ook eenzaam. Je zou het niet zeggen, want hij is omringd door lotgenoten, door andere zieken, maar hij is echt verschrikkelijk eenzaam. Hij ligt daar maar aan het water van het bad waarin de schapen gewassen werden. Kletsende mensen om hem heen. Schapen blaten. Maar er is niemand die zich om hem bekommert. Ze zien hem niet.

De man aan het bad is al heel lang ziek, 38 jaar. Eens in de zoveel tijd komt het water in beweging. Als dat gebeurt, heb je kans om genezen te worden. Maar dan moet je er wel snel in zien te komen. Maar dat is deze man al 38 jaar niet gelukt. Omdat hij alleen is en geen familie heeft die zich om hem bekommert. Er is niemand om hem snel naar het water te dragen. Elke keer als het water begon te bewegen, begon hij te kruipen, zo snel mogelijk, naar het water toe, maar hij was nooit snel genoeg. 

Dat is echt afschuwelijk: zo ziek, zo arm en dan ook nog eenzaam. En nu is het nog feest ook. Iedereen is aan het feesten maar die man ligt daar maar. Hij heeft geen mens.

Jezus loopt voorbij, op weg naar het feest, en hij ziet hem wel. Hij ziet wie hij is. Het lijkt wel alsof Jezus hem kent, zijn geschiedenis kent. Hij spreekt hem aan: 

“Wil je gezond worden?” Dat is een vreemde vraag, je kunt je niet voorstellen dat de zieke man ‘nee’ antwoordt, maar aan de andere kant, weten we steeds meer, toch een terechte vraag. Niet iedereen wil gezond worden. Wat iemand zelf wil, is belangrijk.

De man antwoordt en vertelt zijn verhaal: ”Ik was nooit snel genoeg. Ik kwam altijd te laat. Ik heb niemand.”

Trieste woorden.

 

Je zou verwachten dat Jezus hem daarna naar het water toe draagt, zodat hij eindelijk op tijd is, maar dat doet hij niet. Dat is niet nodig. Hij geneest de zieke man, gewoon door wat te zeggen. Dat ingewikkelde gedoe met dat water is niet nodig. Hij zegt: 

“Sta op, neem je ligmat op en ga lopen.” 

De man staat op, hij kan weer lopen, hij is weer gezond en hij loopt met zijn matje weg. Hij rent met zijn matje weg, naar het feest toe. Eindelijk weer onder de mensen. Hij hoort er weer bij. Het is ook voor hem eindelijk feest.

 

Het is vandaag ook feest in de kerk. Feest omdat we weer diensten kunnen hebben met mensen erbij. Omdat jullie weer in de kerk zijn. Omdat we weer mogen zingen.

Laten we in dat feest de eenzame mensen niet vergeten.

Kennen jullie iemand die alleen is, wat eenzaam? Zoek hem eens op. Misschien zie je dadelijk op school dat er iemand is die apart staat, ga dan eens een keer bij haar staan.

Is er een nieuwe collega, die zich nog wat onwennig voelt? Bel hem eens.

Als we nou eens met zijn allen, alle mensen die hier zijn, en alle mensen die thuis meeluisteren, proberen iemand een beetje blij te maken, dan hebben we al heel wat bereikt.

En dan leven we, zoals Jezus dat graag ziet.

Wat een feest is het, als iedereen in deze wereld kan zeggen: Ik heb iemand!

Amen