Preek op zondag 23 oktober door ds. Laurien Hoogerwerf

Dit bericht is verlopen op 2022-12-26

Gemeente van Christus

Dit zijn Abraham en Sara.

Ze hebben een stralende lach op hun gezicht. Of is het wat overdreven. Een beetje te vrolijk. Een neplach. Hun monden lachen maar ze hebben holle ogen. Hun ogen lachen niet mee. 

Dat klopt, want hun ogen zijn leeg, het zijn gaten. Het zijn maskers van Abraham en Sara. 

Soms is een lach een masker.

Vanbuiten kan je lachen en vrolijk doen, maar vanbinnen je compleet anders voelen.

Je voelt je gekwetst door een opmerking, maar je lacht mee om te verbergen dat je het helemaal niet leuk vond. Je voelt je vaak verdrietig, eenzaam, maar dat hoeft een ander echt niet te weten. 

Onder het masker zit teleurstelling, onzekerheid, zwakheid, wat je ook maar wil verbergen. En daarom doe je je best voor een blije lach op je gezicht. Alles gaat goed hoor, prima!

De lach van Abraham en Sara waar we over lazen, was niet zo uitbundig. Het is meer een lach van verbittering. Een schampere lach. 

Twee oude mensen, 100 en 90 jaar. 

Abraham en Sara zijn aan het einde van hun dagen, staat in een andere vertaling. In het lied van Sara dat we zongen staat het ook mooi verwoord in het eerste couplet: Ze is in haar najaarsdag, het is herfst in haar leven, haar leven loopt winterwaarts en dood. 

Wat hebben zij nog te verwachten in hun leven, behalve steeds meer in moeten leveren. Steeds meer je zelfstandigheid op moeten geven, meer afhankelijk worden, zorg nodig hebben. 

Wat is dat vaak een moeilijke en zware weg om te gaan, om dat te accepteren. Dat hoor ik vaak genoeg in het pastoraat. Natuurlijk willen we oud worden. Veel erger is het wanneer iemand al veel te vroeg overlijdt. 

Maar oud zijn valt niet altijd mee. 90, 100 jaar. Wat hebben Abraham en Sara op hun leeftijd meer te verwachten, dan uiteindelijk alleen nog de dood? 

Dat is nogal in tegenstelling met wat ze wordt aangekondigd. Dat ze een kind zullen krijgen. Nieuw leven, toekomst, hoop. 

Abraham buigt zich diep neer. Alsof hij heel eerbiedig zijn hoofd buigt. Maar het is eigenlijk om zijn schampere lach te verbergen. Zodat God het niet zou zien. Je krijgt een kind. Wat een grap, wat een ongepaste flauwe grap eigenlijk bij mensen die zoveel hebben meegemaakt. 

Maar God zegt: Je krijgt Isaak, dat betekent: hij lacht. Je moet je zoon ‘hij lacht’ noemen. 

Een mooie subtiele verwijzing naar Abrahams lach. Blijkbaar was zijn heimelijke lach toch wel gezien.

Sara stond bij de ingang van de tent, ze lachte in zichzelf.

Ze zullen vast jarenlang gebeden hebben. En keer op keer hoop gehad en weer teleurgesteld, en dan weer hoop en weer teleurgesteld, steeds weer opnieuw niet zwanger. Of misschien wel, maar hadden ze kindjes verloren voordat ze konden leven. 

Dat is iets wat je niet altijd aan de grote klok hangt. Al is er in deze tijd gelukkig meer openheid over. Heel graag kinderen willen, maar niet krijgen. Alsnog is dat voor veel mensen een eenzame weg. Een weg waarbij mensen er wel van weten, maar niet iedereen. 

Abraham en Sara zullen vast regelmatig een blij gezicht hebben opgezet. Een lach van buiten, van binnen zo anders. 

In die tijd was daar niets aan te doen, aan problemen met vruchtbaarheid. In deze tijd is dat voor een deel anders. Er zijn allerlei trajecten en behandelingen mogelijk. Veel mensen  gaan dat aan, ook al is dat mentaal en lichamelijk heel zwaar. Dat zegt wel iets over hoe diep het verlangen kan zijn. Toch lukt het soms niet. En komt er geen kind. 

Het lachen kan je vergaan wanneer je leven zo anders loopt dan je hoopt en had verwacht. Daar hebben we vast allemaal wel onze eigen ervaringen mee, in dit of een heel ander opzicht. We weten echt wel dat het leven niet maakbaar is. Maar hoe moeilijk is het soms te accepteren. 

Abraham en Sara leefden in een tijd dat kinderloosheid werd gezien alsof God niet met je was. Niet aan je kant stond. Die gedachte kwam niet van God af. Steeds in de bijbel gaat God juist het lot van wie ongewild kinderloos zijn heel sterk aan het hart. Maar bij de mensen leefde dat beeld. Dan heeft God je niet gezegend, blijkbaar.

En ondanks die stemmen van mensen en van zichzelf misschien, hoorde Abraham toch meerdere keren Gods stem daar dwars doorheen. Een belofte. Tel de sterren aan de hemel, zo groot zal jouw familie zijn. Toen hij dat voor het eerste hoorde was hij ook al oud. Toen zei hij al: maar ik zal kinderloos sterven. Maar er staat dat Abraham toch op God vertrouwde. Toen nog wel. 

Maar er kwam geen kind.

Of toch wel, ze bedachten dat er wel iets aan te doen was. Als de slavin van Sara, Hagar, nu eens voor hen draagmoeder wordt. Dat ze op die manier een kind zullen krijgen. 

Toch loopt het niet zo als gedacht. Ismaël wordt geboren maar het levert veel spanningen op, dat is nog zwak uitgedrukt. Het gaat helemaal niet meer tussen Sara en Hagar. En Abraham zit ertussenin, Ismael is toch zijn zoon. 

En ook later blijven de verhoudingen moeizaam. In dat laatste stukje wat we lazen. Bij dat feestje wanneer Isaak, waarschijnlijk rond twee of drie jaar van de borst wordt genomen. Dan lacht Ismael spottend. Een spottende lach. Dat kan ook nog. Een lach die kleineert. Be-lachelijk maken. Een ander klein probeert te krijgen.

Zoveel verschillende soorten van lachen. Als je lacht, is de vraag: hoe lach je?

En waarom lach je? Die vraag wordt ook bij Sara gesteld. Waarom lacht Sara? En je hoort in de oorspronkelijke taal steeds al het woord Isaak - hij lacht - erin terug. 

Sara lacht een bittere lach, maar er is toch al een sprankje hoop in te horen. Onbewust spreekt Sara de naam van haar zoon al uit. Waarom ‘isaakt’ Sara? Vraagt de man. Nee, ik heb niet geisaakt zegt sara. Ja, je hebt wel geisaakt zegt de man. 

Bijna niet te geloven, er woont in mij een lach. Zongen we in het tweede couplet van Sara’s lied. In Sara woont ‘hij lacht’. Ze draagt een kind: Isaak.

Herfst was het, haar leven liep winterwaarts en dood.

Maar lente is het geworden.

En het wordt zomer. Isaak wordt geboren. God heeft gemaakt dat ik kan lachen! Juicht Sara. En iedereen zal met mij mee lachen.

Dat lijkt op die woorden van de belofte van God aan Abraham. In Abraham zullen alle volken gezegend worden.

En met Sara zullen allen mee lachen.

Wie had dat ooit kunnen denken. Na al dat lachen, de cynische lach omdat je echt niet meer geloven kan, de verbitterde, de schampere lach, omdat je leven anders liep, de spottende lach, om dan maar je eigen onvrede op een ander te richten. Te midden van al dat lachen wordt ‘hij lacht’ geboren. 

Een lach. Een echte lach. Een lach zonder reserve. Een lach die iedereen met Sara mee zal kunnen lachen. 

In ons eigen leven komt niet iedereen uit op zo’n lach zoals Sara en Abraham. 

Soms loopt het leven anders en komt het niet uiteindelijk goed. Niet voor niets gaat het in de kerk vaak juist over verdriet, over verlies, over moeilijkheden. Daar krijgen we allemaal mee te maken. Daar liggen vaak ook de grote vragen, dan hebben we woorden troost en geloof nodig.

Toch hoort ook de lach erbij.

In de middeleeuwen werd er op sommige plekken één keer per jaar uitbundig gelachen in de kerk. Dat was de Paaslach. Als het Pasen was dan kwam de priester na de dienst de kansel af. Ging tussen de mensen staan om moppen en grappen te vertellen.

Het is uiteindelijk afgeschaft omdat het helemaal uit de hand ging lopen. 

Maar het idee was dat er een grap uitgehaald was door God zelf. De beste grap ooit.

God had de duivel voor de gek gehouden door het onmogelijke en ondenkbare te doen, door Jezus uit de dood op te wekken tot leven. En tijdens de paasdienst werden de dood en de duivel eens goed uitgelachen. Want die waren door de opgestane Christus flink om de tuin geleid.

Kan je anders dan lachen om die omkering van de dood naar het leven. De grote omkeergrap. 

Ja, de ultieme reden tot vreugde. Dat het leven dat richting de dood gaat, niet winterwaarts en doodloopt zoals Sara en Abraham dachten, maar met God een weg tot het leven is. 

Dat is het evangelie. Waar ook wij ons bij aansluiten. 

Dat mag voor ons allemaal reden tot blijdschap zijn. Of je nu 20 bent of 100. Of je veel veel of weinig verwachtingen hebt. Veel teleurgesteld bent, of weinig.

Deze lach of blij gezicht hoef je niet te veinzen. Want tegelijk met de lach mag ook de pijn gezien worden van wat je hebt meegemaakt. Vanuit alle soorten lachen, en huilen, mag ook bij ons ‘hij lacht’ geboren worden.

Dat is de lach van het niet uit te doven geloof, de lach van de niet te stoppen hoop, en de lach over Gods oneindige liefde.

Stel je vertrouwen op Gods grote omkeergrap. Dat je zal opstaan en lachen en juichen en leven.

 

Amen