Preek n.a.v. 1 Samuel 21 op zondag 29 september 2019 door ds. Antoinette van der Wel

Dit bericht is verlopen op 2019-11-29

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

David, de herdersjongen, is tot koning gezalfd. Hij verslaat met zijn slinger de reus Goliath en brengt met zijn muziek rust voor de getroebleerde Saul. De ideale troonopvolger dus, zij het dat Saul nog lang niet van plan is zich door deze nieuwkomer van de troon te laten stoten. De aanvankelijke genegenheid is omgeslagen in haat en er zit voor David niets anders op dan op de vlucht te slaan. Hoe nu verder?

Op zijn vlucht komt hij bij Achimelech, wiens naam betekent: mijn broer is koning. De priester schrikt. Hij vertrouwt de situatie niet. Vervolgens ontspint zich een grappig schelmenverhaal, waaruit blijkt dat David niet vies is van een leugentje en een slim verhaal vertelt om aan brood te komen. Vervolgens geeft de priester het geheiligde tempelbrood aan de hongerige David en vraagt hij vervolgens om een wapen. Tot zover het verhaal. Maar wat heeft het ons te zeggen? Ik licht er een paar zaken uit.

David is op de vlucht. Ik kan me voorstellen dat mensen zich door de eeuwen heen hebben geïdentificeerd met de vluchtende David. Een herkenbare situatie voor ieder mens die zich niet veilig voelt om te zijn wie hij of zij is. Wat als je niet wordt gezien? Als je onveilig en kwetsbaar bent? Als je leven wordt bedreigd? Wat als je verlangt naar een plek om te schuilen, brood voor je honger, iemand die je beschermt? Een leugentje om bestwil? Goed te begrijpen. Er wordt geen afkeuring uitgesproken over deze leugen. David komt er gewoon mee weg. Of is het echt zo, dat er andere morele wetten gelden in tijden van nood en gevaar? Dat, om met de overleden bisschop Muskens te spreken, je echt wel een brood mag stelen als je honger hebt?

David vraagt om brood. De priester heeft alleen de toonbroden. Het waren broden die aan de Eeuwige werden gewijd en in de tempel waren neergelegd. Heilig brood, dus. Regelmatig werd dat brood door vers brood vervangen en mochten de priesters het opeten. Achimelech wil het wel aan David geven, maar dan moeten hij en zijn denkbeeldige mannen wel rein zijn. Ook hier uit David zich in algemeenheden. Als ik er met mijn mannen op uit trek zijn wij gewijd. Alsof hij wil zeggen, niets aan het handje, kom maar op met dat brood.

Vijf broden vraagt hij. Vijf, zoals de vijf boeken van Mozes, die richting geven aan het volk, die de basis zijn voor een gelovig leven. De Thora, kern en fundament voor een leven in dienst van God. Het lijkt wel of de priester met zijn gift van de broden David nog een keer op het hart bindt: leef naar de Thora, leef als een kind van God. Wees je bewust dat je een slaaf bent geweest in Egypte en bent bevrijd, wees trouw aan het beloofde land.

Achimelech weet van gastvrijheid. Weet dat het belangrijker is om de hongerige te eten te geven dan om je keurig aan de regels te houden. Daarin lijkt hij in niets op de man uit de gelijkenis die Jezus vertelt aan zijn leerlingen. De rijke man uit de gelijkenis heeft de arme Lazarus aan zijn poort nooit opgemerkt, is elke dag gewoon aan hem voorbij gegaan. Pas wanneer hij er zelf zijn voordeel mee kan doen, blijkt hij Lazarus te zien. Achimelech ziet David wel. Hij ziet een mens in nood en begrijpt dat die nood sterker is dan alle regels. Dan wordt het geheiligde brood pas echt heilig, omdat je het geeft aan wie hongerig is. Zo krijgt David brood voor onderweg, brood om hem gaande te houden, brood om trouw te blijven aan zijn roeping.

Vreemd is hoe in het verhaal opeens Doëg ten tonele wordt gevoerd. Schijnbaar toevallig loopt hij rond in het heiligdom. Maar we zijn gewaarschuwd. Hij is een van Sauls getrouwen en uiteindelijk zal hij door zijn aanwezigheid het doodvonnis tekenen van de priesters van het heiligdom. Hij zal de verrader blijken te zijn.

Tot zover een begrijpelijk en redelijk verhaal. Als de koning naar Gods hart honger heeft, dan mag hij blijkbaar gebruik maken van een list om zijn honger te stillen. De priester blijft trouw aan zijn opdracht om te zien naar de mensen en het goede te doen. Enkele eenvoudige conclusies uit het verhaal zouden kunnen zijn, je mag in geval van nood gebruik maken van een list om je leven te redden. En een mens die honger heeft dient altijd te worden geholpen. Daar kunnen we wel wat mee. Brood is er om gebroken en gedeeld te worden, zoals we ook straks zullen doen. Het is goed om om te zien naar wie kwetsbaar en hongerig is en om te delen van onze overvloed. Keurig verhaal, keurige boodschap, over tot de orde van de dag. Maar er zit een vreemd staartje aan dit verhaal.

Heeft u misschien ook een lans of een zwaard? Hoor ik dat goed? Vraagt David om een wapen? Hij zou toch met de kracht van de Heer op pad zijn, zich niet beroepen op zwaarden en lansen. Hij was toch degene die ons herinnert aan dat prachtige vers van de profeet: Zij zullen hun zwaarden omsmelten tot ploegscharen. Zo zagen we toch de koning naar Gods hart, als een koning die op verrassend andere wijze zijn macht zou uitoefenen? Hij was toch de voorafspiegeling van de weerloze koning op een ezel?

Ergens ver weg verstopt ligt in een doek gewikkeld het zwaard van Goliath, de reus die door David was verslagen. De priester wil het niet eens aanraken. Pak het maar, zegt hij tegen David. Het is per slot je eigen trofee. En David neemt het zwaard mee.

Wat voor koning wil je zijn, David? Wil je de herder koning zijn die vertrouwt op zijn eigen talent en roeping tot bescherming van de kudde, of wil je het zwaard uitpakken en je meten met de machtigen der aarde? In de verhalen zal de verleiding om naar de macht van het zwaard te grijpen steeds aanwezig zijn. Houdt David stand? Kan hij het zwaard verstopt in de doek laten zitten? Kan hij kiezen voor het brood in plaats van voor het zwaard?

Kiezen voor het brood, voor gebroken brood, kunnen wij dat? Vertrouwen op een weerloze koning die gebroken wordt als brood en alleen zo nabij kan zijn? Niet bepaald de meest voor de hand liggende keuze in een wereld die geregeerd wordt door harde stemmen en duidelijke meningen, een wereld vol krachtpatserij en geschreeuw. Wat moet je dan met een stukje brood en een slokje wijn, met een verhaal van een koning die voor brood kiest en het wapen in een doek laat zitten?

Kiezen voor het brood. Consequent breken en delen. Wat als mensen, wat als wij ons brood zouden breken en delen met wie hongerig is? Wat als we in kunnen schikken, kunnen vragen aan de ander: wat heb jij nodig om dit leven door te komen? Wat kan ik met je delen om je daarbij te helpen? Wat kan ik in alle kwetsbaarheid doen om het verschil te maken? En zou dat licht kunnen brengen?

Het licht begint te wandelen door het huis

En raakt de dingen aan. Wij eten

Ons vroege brood gedoopt in de zon.

Je hebt het witte kleed gespreid

En grassen in een glas gezet.

Dit is de dag waarop de arbeid rust

                              De handpalm is geopend naar het licht.       (Ida Gerhardt)

 

Zo delen we ons brood, zo delen we ons leven. Het zwaard laten we in een doek gewikkeld verstoffen in een hoekje van de kamer. Hier wordt brood gedeeld, hier komt de aarde tot rust, hier begint het licht te wandelen door het huis en raakt het ons liefdevol aan.

 

Amen