Overweging in de vesper van 31 maart door ds. Bert Kuipers

Dit bericht is verlopen op 2021-05-31

Marcus 12, 1-12

De steen die de bouwers afkeurden is de hoeksteen geworden. 

       Op mijn HBS in Utrecht was een groot glas in lood raam waar dit beeld was vereeuwigd. ‘De Hoeksteen’, echt een naam voor een kerk. Meest van wat degelijk signatuur. 

       Het zijn woorden uit een gelijkenis bij Marcus. Een gelijkenis over pachters van een wijngaard, die zich onuitstaanbaar gedragen. 

       Ze zijn pachters, geen eigenaars, maar gedragen zich alsof ze de wijngaard niet alleen bezitten maar rechten kunnen claimen. Ze zijn daarmee een karikatuur van het eigenaarschap. 

       Zo gedragen wij ons ook als wereldbewoners, als eigenaars, beheersers en niet als ontvangers, die op dit leengoed mogen passen. En daarbij ondertussen een druifje en een glaasje uit de druif mogen genieten. 

       Jezus vertelt het verhaal met het oog op het naderende Paasfeest. Maar let maar op hoe breed de strekking van deze gelijkenis is. Geen hoeksteen voor het ware geloof, maar de grondsteen voor het dankbare ontvangen van wat ons is toevertrouwd. 

 

 

Voorbeden

 

Met deze schepping, de goede aarde

de wereld om ons heen

hebt Gij ons een groot goed geschonken: 

zo groen, zo grazig,

zo verrassend elk voorjaar

zo uitbundig en overvloedig

in de oogst straks

leer ons te zien en te waarderen

leer ons te leven van verwondering

en bewaar ons voor alle vanzelfsprekendheid

die ons maakt van pachters tot eigenaars

zo bidden wij

 

Met deze schepping, ons eigen leven

onze gezondheid, levenslust en vitaliteit

hebt Gij ons een groot goed geschonken

wat een cadeau om elke morgen

te kunnen kiezen wat je zal doen en

waarheen je zult gaan

bewaar ons bij onze gezondheid

dat we ons niet zullen overeten

aan wat kan, aanwezig is, 

ons wordt aangeboden, aantrekkelijk lijkt

bewaar ons voor alle vanzelfsprekendheid

die ons maakt  van pachters tot eigenaars

 

Met deze schepping, onze medemens

die ons aanspreekt en ons toelacht

hebt Gij ons een groot goed geschonken

wat zijn wij zonder die ander, wat is die ander

zonder mij 

laat ons verlangen de ander te ontmoeten

met woorden, en gebaren

met warmte en met vrolijkheid

de ander of mij zelf niet verteren

door de gevaren van onze tijd

bewaar ons voor ons ongeduld

die onze tijd met elkaar

zou kunnen bederven

zo bidden wij