Meditatie bij Exodus 17, 8-16 op zondag 3 mei 2020 door ds. Antoinette van der Wel

Dit bericht is verlopen op 2020-07-03

Gemeente van onze Heer Jezus Christus. 

 

75 jaar vrijheid! Wat een groot feest had moeten worden, deze week, wordt nu thuis en in kleine kring herdacht en gevierd. Wat zal het vreemd zijn, geen mensen op de Dam, geen stilte gedragen door honderden mensen die daar bij elkaar zijn. Geen Wilhelmus als lied van verzet, verbondenheid en dankbaarheid. 

 

Wat is vrijheid? Alles mogen doen dat je hart je ingeeft? Leven zonder enige beperking? Of zou het toch om iets anders gaan? Wonderlijk hoe mensen in uitzonderlijke situaties van onvrijheid en gevangenschap, als het water hen tot de lippen staat, soms ook zo ongelofelijk vrij kunnen zijn. Hillesum en Bonhoeffer zijn er ontroerende getuigen van, ze blijken niet te breken te zijn. Kwetsbaar, beschadigd, zoekend, eenzaam, maar tegelijkertijd gaaf en ongebroken. In gevangenschap, beperkt, maar toch vrij!

 

Wat is vrijheid? Een leven in de woestijn, met de Amalekieten op je hielen? Bedreigd en ook hier niet veilig? Vechtend om te overleven? Geweld dat aan de orde van de dag lijkt te zijn? Mozes met Gods maatstaf bovenop de heuvel. Met geheven armen steunt hij de Israëlieten in hun strijd. Met die armen verbindt hij de Eeuwige met zijn volk, verzet zich tegen de Amalekieten. Met God aan hun kant? Gott mit uns? God met ons? Of gaat het hier toch om iets anders?

 

 Twee ideologieën staan tegenover elkaar. De ideologie van de Amalekieten, die de achterhoede aanvalt, die de kinderen, vrouwen en kwetsbaren te grazen neemt en zo de overwinning probeert te claimen. Ze zijn in de bijbel de belichaming van het onrecht, een vleesgeworden goddeloosheid. Daar tegenover staat de Eeuwige: die weduwe, wees en vreemdeling voorop laat gaan, die kiest voor de kwetsbaren. Een strak geheven arm als in de Hitlergroet of een arm geheven om te zegenen. Het maakt uit hoe je die arm strekt!

 

Wat is vrijheid? Vrijheid is een man die wandelt over het water, die een melaatse aanraakt, die boos de tafels van de geldwisselaars omkeert, die een vrouw in de ogen ziet, die bukt voor een kind. Vrijheid is het geschenk van medemenselijkheid, vrij om de ander voorop te laten gaan, vrij om in te staan voor wie bedreigd wordt. Daar waar Amalekieten toen en nu toeslaan is het goed de goddelijke maatstaf weer hoog te houden. Een les die we elke dag opnieuw mogen leren. We zijn vrij om er voor de ander te zijn, bevrijd tot menselijkheid, tot kind van God zijn.

 

Hillesum zegt het zo treffend: er zijn mensen die zeggen: mij zullen ze niet in hun klauwen krijgen. En ze vergeten, dat men in niemands klauwen is, als men in jouw armen is.

 

Wat is vrijheid? Misschien wel dit: je verbinden met een God die omziet naar de kleinen,  handen die kunnen zegenen, armen die liefhebben, benen die de ander tegemoet lopen, een hart dat zich laat raken. 

Maar misschien ook wel dit: een gevecht, vuile handen, kwaad dat bestreden moet worden. Hartgrondig blijven roepen om vrede en gerechtigheid voor alle mensen en niet bang zijn je daarvoor in te zetten. 

 

Vrijheid om er voor elkaar te zijn, om God en je naaste te dienen in het vertrouwen dat we in Hem veilig en geborgen zijn, wat er ook gebeurt.

 

Amen. 

 

Tekst van Etty Hillesum 

12 Juli 1942) Zondagochtendgebed 

Het zijn bange tijden, mijn God. Vannacht was het voor het eerst, dat ik met brandende ogen slapeloos in het donker lag en er vele beelden van menselijk lijden langs me trokken. Ik zal je één ding beloven, God, een kleinigheidje maar: ik zal mijn zorgen om de toekomst niet als even zovele zware gewichten aan de dag van heden hangen, maar dat kost een zekere oefening. 

Iedere dag heeft nu aan zichzelf genoeg. Ik zal je helpen God, dat je het niet in mij begeeft, maar ik kan van tevoren nergens voor instaan. Maar dit éne wordt me steeds duidelijker: dat jij ons niet kunt helpen, maar dat wij jou moeten helpen en door dat laatste helpen wij onszelf. En dit is het enige, wat we in deze tijd kunnen redden en ook het enige, waar het op aankomt: een stukje van jou in onszelf, God. En misschien kunnen we ook er aan meewerken jou op te graven in de geteisterde harten van anderen. 

Ja, mijn God, aan de omstandigheden schijn jij niet al te veel te kunnen doen, ze horen nu eenmaal ook bij dit leven. Ik roep je er ook niet voor ter verantwoording, jij mag daar later ons voor ter verantwoording roepen. En haast met iedere hartslag wordt het me duidelijker: dat jij ons niet kunt helpen, maar dat wij jou moeten helpen en dat we de woning in ons, waar jij huist, tot het laatste toe moeten verdedigen.

Er zijn mensen, het is heus waar, die nog op het laatste ogenblik stofzuigers in veiligheid brengen en zilveren vorken en lepels, in plaats van jou, mijn God. En er zijn mensen, die hun lichamen in veiligheid willen brengen, die alleen nog maar behuizingen zijn voor duizend angsten en verbitteringen. En ze zeggen: mij zullen ze niet in hun klauwen krijgen. En ze vergeten, dat men in niemands klauwen is, als men in jouw armen is.

Uit een brief van Etty aan Henny Tideman, geschreven in Westerbork 

 

 

Gedicht van Dietrich Bonhoeffer 

 

Wie ben ik?

Wie ben ik?

Ze zeggen me vaak: 

je treedt uit je cel

rustig, blij en zeker

als een burchtheer uit zijn slot

 

Wie ben ik?

Ze zeggen me vaak:

Je spreekt met de bewakers

Vrij rechtuit en vriendelijk

Als was je hun heer.

 

Wie ben ik?

Ze zeggen met ook: 

Je draagt je zwarte dagen 

Evenwichtig en waardig

Als iemand die gewend is te overwinnen.

 

Ben ik werkelijk wat anderen van mij zeggen?

Of ben ik alleen wat ik weet van mijzelf:

Onrustig vol heimwee

Zie als een gekooide vogel

Snakkend naar lucht als werd ik geworgd

Hongerend naar kleuren naar bloemen naar vogels

Dorstend naar een woord naar een mens dichtbij

Trillend van woede om willekeur om de geringste krenking

Opgejaagd wachtend op iets groots

Machteloos bang om vrienden in de vreemde

Moe en te leeg om te bidden te danken te werken

Murw en bereid om van alles afscheid te nemen?

 

Wie ben ik? De een of de ander?

Ben ik nu de een en morgen de ander?

Ben ik beiden tegelijk?

Huichel ik voor de mensen

En ben ik in mijzelf een verachtelijk huilende zwakkeling?

Lijkt wat nog in mij is op een verlagen leger

Wanordelijk vluchtend na de verloren slag?

 

Wie ben ik? Ik ben de speelbal van mijn eenzaam vragen.

Wie ik ook ben Gij kent mij

Ik ben van U mijn God.

 

Dietrich Bonhoeffer, uit: Verzet en overgave