Preek op zondag 11 december door ds. H.J.K. Vaartjes

Dit bericht is verlopen op 2023-02-10

Jes. 35 : 1-10 en Matth.11: 2-11

 

Gemeente van de Heer,

 

De dichter Geert Bogaard schrijft in een gedicht: 

“Ik kan niet leven tussen de berichten, als er geen bericht is van Hem”. 

Vandaag is het zondag Gaudete: verheug je. De Jesajalezing straalt van vreugde. Het optimisme en de verwachting van een nieuwe tijd spatten eraf. Het is een bericht van Hem, van God, door het hart en de pen van Jesaja heengegaan naar zijn volk. We horen over een woestijn, die Hof van Eden wordt, als teken van de nieuwe aarde. Dit hoofdstuk speelt in 701 voor Chr. Een tijd waarin je niet bepaald kunt spreken van een Verenigd Mesopotamië of een Verenigd Midden-Oosten. Integendeel, het is net zo verdeeld als nu.

Het is de tijd van grootmacht Assyrië, die 20 jaar eerder Samaria in nam en het israëlitisch Noordrijk van de kaart veegde. En een aantal andere staten en staatjes maakte tot bezet gebied. In het westen is Egypte weer opnieuw een macht van betekenis, onder leiding van de zwarte farao’s uit Ethiopië. Geen wonder, dat de bezette staatjes naar deze grote buur kijken, want wie zou niet weer onder het juk van Assyrië vandaan willen ? Het is de tijd van kleine en grotere bondgenootschappen, van wikken en wegen: wie is te vertrouwen, welke bondgenoot kan Assyrië aan? De ellende die Samaria trof is nog aan Jeruzalem en het tweestammenrijk Juda voorbijgegaan. Wel is ook Juda een soort vazalstaat van Assyrie geworden. In Juda en Jeruzalem leven heftige nationale gevoelens en ook koning Hiskia is een felle nationalist. Hij neigt naar een bondgenootschap met Egypte om zich van het Assyrisch juk te ontdoen. In Juda en Jeruzalem zijn er felle voorstanders en felle tegenstanders, zoals de profeet Jesaja. Van Randwijk, de verzetsman, die ook na de oorlog verzetsman bleef heeft gezegd: “Ongelukkig is het volk, dat onder zijn geleerden, theologen, politici geen profeten meer telt….”

Een profeet is iemand die inzicht geeft wat er aan de hand is op politiek vlak, in het immense klimaatprobleem, op geestelijk vlak. Een profeet is een “onruststoker”, die kritisch rondloopt in tempel, kerk, paleis, parlement, op de ministeries, die bij tijden tekeer gaat in de Ver. Naties. Zoals de secretaris-generaal Giutteres. Een profeet vervalt niet tot kleurloze taal, slaat geen diplomatenjargon uit, en let niet in de eerste plaats op de economische belangen.. Hij voorspelt de geschiedenis niet, maar onthult, ontmaskert haar.

Jesaja  bekijkt de politieke situatie van zijn dagen vanuit zijn geloof in JHWH.  Wat het Noordrijk is overkomen en wat ook aan het Zuidrijk, aan Jeruzalem niet helemaal voorbij is gegaan ziet Jesaja als oordeel, als straf van God. Want voor Jesaja speelt er meer: de eredienst is ontheiligd, het geloof is vermengd met vreemde invloeden, afgoden verdringen JHWH . En ook die politieke vrijage met Egypte, n.b. met het land van de verdrukking, het land dat van de Israëlieten slaven maakte is Jesaja een doorn in het oog. Jesaja ziet dat als gebrek aan vertrouwen op God. Het is een lastig dilemma. Het is het eeuwige dilemma, waar de politiek steeds weer in terecht komt. Bewapening, tot massavernietigingswapens met gevaar voor gebruik, of niet, vergelding of niet, de prijs betalen in mensenlevens, verwoesting . Een tiran zijn gang laten gaan in zijn expansiedrift, in zijn verwrongen wereldbeeld of zijn slachtoffer, zoals Oekraine, steunen en wapens en nog eens wapens leveren. 

Hiskia wil ook realist zijn en politiek slim en sluit een bondgenootschap met Egypte. Opnieuw worden staatjes en steden onder de voet gelopen. In 701 krijgt Jeruzalem te maken met belegering en Hiskia moet bakzeil halen. Weliswaar wordt de stad  niet verwoest, maar gedeelten van het grondgebied van Juda worden aan de koningen gegeven die loyaal aan Assyrië waren gebleven. Hiskia moet belastingen afdragen aan Sanherib, de koning van Assyrië. Hij moet er zelfs kostbaarheden voor uit de Tempel halen. En toch klinkt in die verwarende tijden dit optimistische lied van Jesaja.

 

Juda en Jeruzalem vormen nu een heilige rest van het oude volk van God. Zaad voor de toekomst, een stralende toekomst.

 

En daarom zingt Jesaja zijn lied als een hoopvol bericht van God, te midden van het sombere nieuws. Het gaat Jesaja vooral om de vernieuwing van de mensen. Een andere blik, een andere geest.

Het land van dorheid, verwoesting en dood wordt het land van leven. Het wordt weer een land van de Heer en van mensen die leven met de Heer. Dit is, zegt Jesaja, Gods bericht te midden van het dagelijkse nieuws. “De woestijn zal bloeien als een roos”.

 

En zo is deze profetische tegenstem van Jesaja in de kerk een adventstekst geworden. De adventstijd is spannender dan het Kerstfeest zelf. Tijdens de advent gaat het om grote verwachting, de verwachting van een nieuwe werkelijkheid van God. Op Kerst vieren we de geboorte van een Kind, geboren als profetische tegenstem van God te midden van alle andere berichten. Dat betekent blijdschap, hoop, vervulling, maar ook ontnuchtering.

Laten we eerlijk zijn. Een stal, een kribbe, herders. Met Kerst blijkt pas goed hoe aarzelend en bescheiden de nieuwe werkelijkheid van God begint. Bijna een bericht tussen de regels door. Een Kind geboren, ergens achteraf, een toekomst in de kinderschoenen. Vandaag vieren zondag Gaudete. Het vóórkerstfeest. We gaan ons even te buiten aan liederen over hoop, vergezicht, blijdschap. Maar de misverstanden liggen op de loer.

 

Zoals bij Johannes de Doper. En hij was een grote in Gods geschiedenis van Israël en de mensen. Een echte profeet, de laatste profeet van het O.T. wordt hij wel genoemd.  In de lijn van zijn voorgangers verwacht hij het Messiaanse Rijk. Hij had zich aangesloten bij de beweging van de Essenen, die zich in de stille eenzaamheid van de woestijn hadden teruggetrokken. Maar Johannes kan niet zwijgen zoals profeten niet kunnen zwijgen. Hij komt uit de woestijn opzetten, met zijn zwiepende woorden, die oproepen tot inkeer, ommekeer, bekering als voorbereiding op het Messiaanse Rijk. Hij hield zijn mond niet, de gewone vrouw en man, maar ook de politieke en religieuze elite zouden en moesten allemaal zijn woorden horen en ter harte nemen.  Ook Herodes had hij niet gespaard. En daarom wordt deze tegenstem van Johannes tot zwijgen gebracht.  Johannes wordt gevangengezet. Daar zit Johannes met zijn handen in het haar in zijn kerker... “Ik kan niet leven tussen de berichten, als er geen bericht is van Hem”. 

Voor Johannes was de komst van Jezus het beslissende: nu zou het ervan komen, van dat Koninkrijk van God en van Juda en Israël. Mattheus vertelt niet wanneer de twijfel toeslaat bij Johannes. ”Ik kan niet leven tussen de berichten als er geen bericht is van Hem”

Zelf monddood gemaakt laat hij zijn leerlingen voor hem het woord doen.

“Bent U het wel Jezus, die komen zou. Of hebben wij een ander te verwachten”. Johannes is de grens over van twijfel naar vertwijfeling en ontnuchtering. Geen bericht van Hem, geen bericht van de nieuwe werkelijkheid, die begon met Jezus.

Hier komt het grote misverstand aan het licht, dat ook ons altijd weer parten kan spelen. Het misverstand, dat de komst van Messias Jezus alles grondig zal veranderen, vernieuwen, verbeteren, rechtzetten. Johannes kan niet leven zonder bericht van Hem.

Was hem dan niets verteld in de kilte van zijn kerker? Woorden die hem konden warmen ? Natuurlijk wel. Maar híj zat nog gevangen, N.B. de bode, de heraut. Betekende de doorbraak van de nieuwe tijd van de Messias ook niet een verbreken van ketens en boeien?

 

Het antwoord van Jezus aan Johannes is veelbelovend en nuchter tegelijk. Veelbelovend, hoopvol zijn de zichtbare en tastbare signalen die Jezus noemt.

Het zijn tekens van het Messiaanse Rijk, zoals we ze ook in Jesaja 35 lezen. Heel bewust haakt Jezus bij dit hoofdstuk aan. Hij ziet zelf die Messiaanse tijd aangebroken. Bewust ook geeft de jood Mattheus deze aanhaling door.

Ook voor hem is het waar: wat zijn eigen  profeten hebben gezegd wordt werkelijkheid, in Hem zelf. Jezus van Nazareth. 

Zes signalen worden genoemd: Op zes manieren wordt het leven van mensen vernieuwd, krijgen ze het leven terug als nieuw: blinden kunnen weer zien, lammen kunnen weer lopen, melaatsen worden genezen, doven kunnen weer horen, doden worden levenden en armen, de niet getelden, de vergeten mensen krijgen het bericht van hun nieuwe toekomst. Is dat niet genoeg?

We kunnen die zes tekens van het Messiaanse Rijk ook overdrachtelijk lezen: blinden die zien: waren er in de dagen van Johannes geen mensen, die Jezus zagen en echt zágen wie Hij was? Waren er geen mensen, die waren opgestaan uit de dagelijkse sleur en achter Jezus aangingen? Waren er geen vrouwen en mannen, die zich in de buurt van Jezus herboren voelden? Waren er geen mensen, die uit hun dorheid ontwaakten en in Jezus de stem van God herkenden, zelfs onder de religieuze voorgangers? Waren er geen mensen die figuurlijk dood waren, maar opleefden en nieuwe kracht vonden? En al die mensen, gewone mensen en ook de letterlijk armen, die nieuwe hoop en moed putten uit Jezus?

Was dat Johannes niet voldoende? Nee, kennelijk niet. Want zes is geen zeven en zeven betekent volheid, vervulling. Het zevende teken zou moeten zijn: vrijlaten van gevangenen, opening van de kerkers, het breken van de boeien.

Dat zou Johannes zelf direct raken, dat zou hem overtuigen. Daarover bereikte Johannes geen bericht. Geen zevende teken.

Het bleef voor Johannes allemaal te minimaal, te onaf.

En was de boodschap van Jezus ook niet wat slap, wat soft: niet het kleinste bericht van oordeel van God, laat staan een zuivering van de religieuze en politieke arena, geen goddelijke golf van straffen. Jezus is kennelijk toch een ander soort profeet dan Johannes en zijn voorgangers. En Johannes zou willen.

We zullen er niet zoveel moeite mee hebben, denk ik, om met  Johannes mee te voelen. Ook wij kunnen ons gevangen voelen in onvervulde hoop en verwachting, gevangen in onze tijd, die vanuit alle werelddelen, ons land en onze politieke arena sombere berichten laat horen. En zo bitter weinig berichten van Hem, de Messias. Die moet je zoeken. Zijn onze oren er te doof voor, onze ogen te blind ?

Johannes krijgt van Jezus wel een zaligspreking in zijn cel: gelukkig is die mens, die aan Mij geen aanstoot neemt. M.a.w. zich niet ergert aan Mij, die Mij niet als een  steen des aanstoots beleeft, maar juist als een steen, een rots om op te rusten, te bouwen. “Johannes, neem mij zoals Ik Messias ben en wil zijn.”

De komst van Gods Koninkrijk is kennelijk een veel langere en moeizamere weg dan Johannes droomde. Jezus boekte en boekt geen spetterende successen. Zijn aanwezigheid toen en ook nu in onze wereld is geen succesverhaal. Dat zal Johannes aan den lijve ervaren. Sterker nog: Johannes zelf is een teken van de moeizame weg van het Messiaanse Rijk, van Gods toekomst. Het is een weg door de weerbarstigheid van deze wereld heen. Johannes bereidt met zijn offer het offer van Jezus voor en aan hen die na Jezus komen en Hem serieus nemen wordt het lijden ook niet bespaard. 

Je zou je zelfs kunnen afvragen of Jezus in onze wereld meer en nog iets anders is, dan de Lijdende, die meelijdt in al het lijden van zovelen.

“Ik kan niet tussen de berichten leven, als er geen bericht is van Hem”.  Zo dicht Geert Bogaard.

 

Wij willen ook wel berichten van Hem. Toch begint het bij het Kind van Bethlehem.  Hijzelf is bericht , teken, dat wij ontvangen. 

Een weerloos, tastend teken. Is dat ons genoeg? Durven wij daaruit hoop te putten? 

Uit uw hemel zonder grenzen, komt Gij, tastend aan het licht, even weerloos als wij mensen, maar toch: als nieuw begin van leven.

Amen