Preek op zondag 1 augustus door ds. Bert Kuipers

Dit bericht is verlopen op 2021-10-02

Deze zomer kunnen we elke zondagavond op tv genieten van het reisavontuur van een vrolijke Vlaming die ons meeneemt dwars door de Middellandse Zee. Hij, samen met zijn jongensachtige cameratroep. Ze gaan van eiland tot eiland tot ze over een week of wat in Jeruzalem zullen komen. De apostel Paulus doet die zelfde tocht, maar dan precies andersom, hij begint in Jeruzalem, en eindigt gedwongen door een storm op zee op het eiland Malta. Een evenzeer fascinerend verhaal. 

We hebben maar een heel klein stukje van het hele verhaal gelezen, stof die weinig aan de beurt komt in een kerkdienst. Wat opvalt is hoe precies nautisch, maritiem, alles wat er gebeurt wordt beschreven. De schrijver heeft verstand van zaken. Misschien had Lucas zelf wel een bootje aan de steiger liggen. 

Het is eigenlijk een drama, ze zitten met 276 man aan boord van een bootje dat niet veel meer dan een flinke zeilboot kan zijn geweest en tobben al twee weken met storm en wind en hebben geen idee waar ze naar toe geblazen worden. Bovendien zijn ze aan het vasten met z’n allen. De bemanning had al de benen willen nemen, die zagen geen brood meer in de toekomst. De commandant wilde, toen het schip echt schipbreuk dreigde te lijden, de gevangenen maar even allemaal afmaken. Maar Paulus lijkt te zijn uitgegroeid tot de onbetwiste charismatische leider van het gezelschap. ‘Niemand mag ontsnappen’ bezweert hij, iedereen moet aan  boord blijven, alleen zo kan iedereen behouden blijven. En kijk, het schip vergaat, maar iedereen blijft inderdaad behouden. Op planken en op wrakhout bereiken ze levend en wel de wal. 

Prachtig verhaal, maar wat moeten we daarmee op zo’n ochtend als deze? U voelt denk ik wel dat de roostermakers dit verhaal passend vonden naast dat van dat Jezus die wandelt over het water. Zo mogelijk een nog fantastischer verhaal dan dat van schipbreukeling Paulus. 

 

Laten we eerst eens beginnen met ons te realiseren hoe er in de bijbel over water wordt gesproken. Het bijbelse levensgevoel, als dat al zo zou mogen heten, houdt er een heel eigen verhouding op na ten aanzien van water. Het is of drinkwater, denk maar aan het hijgende hert op zoek naar frisse waterstromen, of het is doopwater, water waar in je zou verdrinken als je er niet door een reddende hand uit werd gered. Dat horen we over Paulus en zijn reisgenoten. Water heeft in elk geval vaak iets engs, je kunt er in verdrinken. De psalmen zingen er hier en daar over. Enfin, we hebben de afgelopen weken het ook zelf ervaren wat water met je kan doen, hoe plotseling het er is, en hoe vernietigend het kan zijn. 

Over water waar je plezier mee zou kunnen maken hoor je in de heilige Schrift nooit. In de bijbel wordt er nooit pootje gebaden. Als er iemand te water gaat is het om zijn melaatsheid af te wassen, en niet om te badderen of te zwemmen. De discipelen hebben voor zover ik weet nooit met z’n twaalven in het meer van Galilea gezwommen. Wie weet was het verhaal dan heel anders gelopen. Ik denk dat ze niet eens kunnen zwemmen. 

 

Er wordt wel gevaren in de bijbel. In een bootje, en wat het Evangelie betreft alleen maar op het meer van Galilea. Op de Dode zee kun je niet eens varen, dan valt de boot om, dat water is te zout, te stroperig. De jam gadol, de grote zee, de Middellandse Zee laten ze aan de Feniciërs en later de Romeinen over. Paulus kan daar later van getuigen, dat is dus dat andere verhaal, Lucas schrijft er over in het boek Handelingen.

Dat varen op het meer van Galilea doen ze altijd met als doel om visjes te vangen, of een enkele keer om al te veel publiek voor te zijn. 

Vandaag gaan de discipelen ook weer hun bootje in, het zijn tenslotte vissers. Hoewel, over vissen hoor je dit keer niks. Waarom doen ze dat? Jezus is weg, heeft dat er iets mee te maken, gaan ze terug naar hun oude beroep? Geven ze hun missie op?

Jezus is er in elk geval niet bij, Hij is weg, Hij is even gevlucht voor de menigte die hem tot koning wilde maken na de zeer geslaagde wonderbare spijziging met vijf gerstebroodjes en twee vissen. Dat staat in het vorige hoofdstuk. 

Als de leerlingen dan in hun bootje aan het dobberen zijn, zijn ze dus eigenlijk terug bij af. Voor hun roeping door hun Meester. Zo’n roeping, weten dat je nodig bent, is iets waar je je steeds weer nieuw van bewust moet zijn. Zijn ze dat ook? Dat laat Johannes in het midden. 

Maar dan komen ze Jezus tegen, hij loopt over het water. Marcus en Mattheus hebben dit verhaal ook, maar in een wat andere setting. Bij Johannes past het in de dramatische opbouw van zijn evangelie van eerst heel veel bijval, dan gaandeweg meer en meer kritiek, en tenslotte.. lijkt Jezus nog alleen, maar met behoud van zijn leerlingen-groep. 

Jezus loopt over het water. Hoe is het mogelijk. Een bijzonder verhaal, dat in zijn onwaarschijnlijkheid een beetje ongemakkelijk voelt. Voor twijfelaars en ongelovigen een goede aanleiding om heel Jezus’ wonderenschat in twijfel te trekken. Je kunt het in je gedrevenheid om mensen te overtuigen met al te bijzondere wonderen ook te bont maken. Is het niet veel makkelijker in het bijzondere van Jezus’ woorden en daden te geloven als we niet gedwongen worden ook dit soort rariteiten voor serieus te nemen? 

Toch loopt hij vandaag over het water, en waarom doet hij dat? Waarom loopt Jezus over het water? Een van mijn zegslieden in mijn boekenkast doet de suggestie dat het evangelie van Johannes eigenlijk een grote doopcatechese is. Daarom komt water er zo regelmatig in allerlei gedaanten voor. Er zijn ook twee wonderverhalen waarin helend water een belangrijke rol speelt. Bij de verlamde in het kuuroord van Bethesda, en bij de blinde in het badhuis van Siloam. 

 

Dit verhaal van vandaag is ook zo’n doopverhaal. Een verhaal met dubbele bodems en een mystieke inslag, zoals we van Johannes gewend zijn geraakt. 

Jezus is weg, gevlucht voor de menigte die hem tot koning wil kronen, en zo voor de geschiedenis uit loopt. De leerlingen gaan terug naar hun oude vak en dobberen op het water. Het water wordt onstuimig. Zo maar ineens is er een wind. We weten hoe dat kan gaan en dan wonen we nog niet eens in Dinant. Je kunt ook zeggen: de wereld om hen heen wordt onstuimig en onberekenbaar, nu zij de Heer niet meer in hun midden hebben. 

Ineens zien ze hun meester, lopende op het meer. Het werkwoord in het Grieks betekent zoveel als ‘wandelen’. Dan gaat het allemaal heel snel achter elkaar. De leerlingen zien Jezus. Ze worden bang, dat laat zich denken. Wees niet bang, ik ben het, verzekert hij. Ze willen hem aan boord nemen, zoals een taxi een klant oppikt bij het station. Maar dan zijn ze er al, ze zijn aan land. Je kunt ook zeggen: als je Jezus in de boot neemt blijk je al te zijn aangekomen waar je naar toe wilde. En je hoort niemand meer reppen over de storm en het onrustige water. De aandacht wordt verlegd van het onmogelijke van dit wonder, het lopen over het water, naar het evenzeer onmogelijke dat je Hem toelaat tot je levensboot en dan ter plekke blijk je te zijn aangekomen. 

 

Gedoopt word je maar een keer in je leven. Dat is vermoedelijk ook de bedoeling van dat verhaal over Paulus dat we gelezen hebben. Bij het aan land gaan vergaat het schip. Maar alle reizigers overleven. De veiligheid van het schip, hun oude leven, moeten ze uit handen geven. Ze gaan kopje onder. Maar zich vastklampend aan planken en wrakhout krijgen ze een nieuw leven.

Je kunt ook zeggen: leven uit een doopbestaan is iets dat elke dag zijn beslag vindt. Als je het oude maar los durft te laten en vertrouwt dat je door het water heen naar het droge komt. Door de nacht naar het licht. Door de verwarring van het nieuws van elke dag naar de zekerheid van een voorzegde toekomst. Dat beleven we nu al maanden zo, dat blijkt het verhaal te zijn dat Johannes ons vandaag aanreikt. 

 

Amen