Afscheidspreek n.a.v. Ezra 3 op zondag 18 oktober 2020 door ds. Antoinette van der Wel

Dit bericht is verlopen op 2020-12-18

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

En dan opeens ben je bijna 16 jaar verder en sta ik hier vandaag voor het laatst als uw predikant. Ik sta hier heel anders dan ik had verwacht en gehoopt, in beperkt, maar goed gezelschap, terwijl de meesten van u op afstand met ons verbonden zijn. Het voelt vreemd om zo een lange periode van samenzijn af te sluiten, maar we hebben nu eenmaal niet alles in de hand en wat is het fijn dat dankzij de inspanningen van een groep gemeenteleden er in ieder geval een vorm van afscheid mogelijk is. 

Wat hebben we veel gedeeld in de jaren die achter ons liggen. Er is getrouwd en gerouwd, kleine kinderen werden groot en nieuwe kinderen werden geboren en gedoopt. We namen afscheid van mensen en konden nieuwe gezichten welkom heten. Het zijn jaren geweest van samen optrekken, van met vallen en opstaan een spoor trekken als gelovigen. 

Al die jaren heb ik trouw het leesrooster gevolgd en hebben we met de kinderen meegelezen.  Dat wil ik vandaag op deze bijzondere zondag uiteraard weer doen. Vorige week hoorden we hoe in het boek Ezra de ballingen toestemming kregen om naar huis te gaan en daar de tempel opnieuw te gaan bouwen. Na jaren van vreemdelingschap keren zij weer terug naar huis. 

Nadat een provisorisch altaartje is gebouwd en het eerste feest is gevierd, horen we nu hoe de fundamenten voor de herbouw van de tempel vorm krijgen. Het blijkt een prachtig liturgisch moment te zijn, een moment waarop gezongen wordt en een feestje gebouwd. Zoals een eerste steenlegging ook altijd gepaard gaat met enig ritueel, toespraken en warme woorden. Blijkbaar wisten ze het in de bijbel ook al dat je bijzondere momenten moet markeren in de tijd. 

Uiteraard gingen mijn gedachten in de afgelopen weken ook terug naar mijn tijd hier. Wat heb ik gebouwd op de oeroude fundamenten van het kerk-zijn? Heeft het verschil gemaakt, 16 jaar hier in De Ark een plaats innemen? Nu is het uiteraard niet alleen aan mij om die balans op te maken, maar ik wil toch een poging wagen om even terug te blikken. Want ik wilde wel degelijk het verschil maken toen ik hier kwam als jullie predikant. Ik maakte kennis met een levendige gemeente, die een moeilijke tijd achter de rug had en samen verder wilde, ondanks de verschillende wijze waarop geloof en kerk-zijn werd beleefd. Ik zag het als mijn taak mensen met elkaar in gesprek te brengen, een bruggenbouwer te zijn, te helpen elkaar te verstaan in wat ons ten diepste bewoog. Ook al denken we heel verschillend, waar is herkenning te vinden, waar halen we steun en inspiratie uit in ons leven, hoe draagt ons geloof in God bij aan de zin van ons bestaan? Hoe kunnen we datgene dat belangrijk voor ons is met elkaar delen, ook al lijken we soms een totaal andere taal te spreken? Ik heb daarbij altijd voor ogen gehad dat mensen een eigen weg mogen en moeten zoeken. Wij gaan immers onze eigen geloofsweg en onderweg ontmoeten we elkaar en kunnen elkaar verder helpen. Het grootste compliment dat ik ooit kreeg van een jongere was: jij leerde mij vragen te stellen. Hoe goed is het als je ook in de kerk met je vragen terecht kunt, wordt uitgenodigd je eigen antwoord te zoeken dat je verder helpt op de weg. Ruimte te vinden om je eigen spoor te trekken. 

Zo liep ik met velen van u een stukje mee op de weg. Soms ontmoetten wij elkaar bij verdrietige gebeurtenissen als ziekte en dood, soms juist in dagen van blijdschap. Ik heb het als bijzonder ervaren dat ik een reisgenoot mocht zijn, niet alleen in vreugdevolle dagen, maar ook als we ons in de woestijn waanden en niet goed wisten hoe het verder moest. Wat was het belangrijk het dan met elkaar uit te houden, zoekend naar een oase. Wat was het bijzonder te mogen delen wat ik zelf leerde. Las ik een mooi boek, dan lazen er altijd gemeenteleden mee en konden we daarover in gesprek. En zondag aan zondag waren we hier in dit huis. Ik probeerde de verhalen zo te vertellen dat ze relevant waren voor ons leven van alledag. Nu ik verder ga ligt de uitdaging bij jullie om verder te bouwen aan dit huis en ik heb er alle vertrouwen in dat dat gaat lukken.

Terug naar de lezing uit Ezra. Terwijl de fundamenten worden gelegd wordt er gezongen. Er wordt gevierd. Een liedje van trouw galmt over de bouwplaats. Als ik iets mis in deze coronatijd is het dit: het zingen, het je opgenomen weten in de muziek, muziek die zorgt dat je boven jezelf wordt uitgetild, opgenomen in iets of iemand groter dan jezelf.  Het lied dat in Jeruzalem wordt gezongen herinnert aan psalm 136, een lied vol vertrouwen, met als refrein: God is goed, eeuwig duurt zijn trouw. Hoe zal dat lied geklonken hebben voor mensen die na zo’n 70 jaar weer terug keerden in hun land? Hoe was het voor hen die onder moeilijke omstandigheden waren achtergebleven? God is goed, eeuwig duurt zijn trouw.

 

Dat refrein is makkelijk te zingen op stralende dagen als het leven je toelacht, maar wat als het leven zwaar is? Kun je het dan aanhoren of meezingen? Of krijg je de woorden niet over je lippen? Wat als je om je heen weinig ziet van Gods trouw en het gevoel hebt dat Hij al lang is vertrokken en we tegen beter weten in uit heimwee nog over hem praten. Kun je dan nog instemmen met het refrein? Wat als de kerk krimpt en het nog slechts voor enkelen relevant lijkt wat wij hier doen? Ik heb vanaf het begin van mijn predikantschap het zinnetje uit het bevestigingsformulier vast in mijn oren geknoopt. Het is niet mijn kerk. Ik ben een schakeltje  in een lange keten van gelovigen die met vallen en opstaan hun geloof hebben beleden. Of zoals Paus Johannes de 23-ste verzuchtte na een doorwaakte nacht als pas verkozen paus: Ik ga slapen, het is uw kerk! Ik vind dat een buitengewoon troostende gedachte. God is niet afhankelijk van mijn geloof en harde werken.  De kerk blijft een kwetsbaar werk in uitvoering! Maar wel Gods werk!

God is goed, eeuwig duurt zijn trouw. Opvallend is dat het geluid van de trompetten en cimbalen hier en daar wat vreemd klinkt omdat er ook wordt geklaagd en gehuild. Er is immers niet alleen blijdschap, maar juist ook verdriet en teleurstelling om wat was en niet meer is, om wat voorbij ging en werd gesloopt, om wat stuk sloeg. Ik vind het troostend dat in de bijbel er ook ruimte is voor die kant van het leven. Dat tranen er mogen zijn, dat verdriet mag worden gedeeld. Ik vind het een groot voorrecht dat hier in dit huis veel wordt gelachen, maar ook ruimte is om te huilen, om verdriet, machteloosheid, boosheid en teleurstelling te delen. Dat er ruimte is voor pijn, maar dat er ook altijd een liedje van vertrouwen wordt gezongen, een lichtje wordt aangestoken, een sterk verhaal van trouw wordt verteld. Als we dat hierniet meer zouden kunnen, waar dan. Die pijn wordt gedragen in de trouw van de Eeuwige, onze tranen worden gezien en gedeeld, onze pijn wordt niet weggemoffeld, maar mag er zijn.  

De kerk is en blijft werk in uitvoering. Er wordt gebouwd. De tempel krijgt weer vorm. Ergens bloeit de toekomst al op. Er wordt een lied van vertrouwen gezongen. Ik hoop straks in Hendrik-Ido-Ambacht weer een aandeel te mogen leveren aan die bouw, zoals ik dat hier met vreugde heb gedaan. Het is goed geweest. Het is per slot van rekening niet mijn kerk, maar die van de Eeuwige zelf. En die is goed en trouw. In dat vertrouwen gaan we nu onze eigen weg verder, dank voor de mooie jaren, het ga jullie goed!

Amen.