Preek n.a.v. Lucas 12, 49-56 en Jeremia 23, 23-29 op zondag 18 augustus 2019 door ds. Antoinette van der Wel

Dit bericht is verlopen op 2019-10-18

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Tja, daar zit je dan op een zomerzondagochtend in de kerk en dan krijg je teksten over je heen gestort die vol zijn van verdeeldheid, geweld en vuur. Heb je na de vakantie wat rust in je ziel, wordt alles weer overhoop gegooid door de woorden van Jeremia en van Jezus. Hebben we net het beeld van een strenge God weten los te laten, roept Jeremia ons over de tijden toe: ben ik alleen een God van dichtbij? Ben ik niet ook een God van ver? Jezus zegt het minstens zo scherp: Ik ben gekomen om een vuur te ontsteken! Ik kom om verdeeldheid te brengen! Ik weet niet hoe u die teksten hoort, maar ik werd er van de week flink onrustig van. Ik houd niet van verdeeldheid, ik houd van harmonie en ben bang voor woorden die een rots verbrijzelen. Teveel is er al in de afgelopen eeuwen stuk gemaakt in de kerk en wereld door kille en harde woorden, door geharnaste meningen en te vuur en te zwaard verdedigde dogma’s, dat we deze woorden nog onbevangen zouden kunnen horen. Dan deze teksten maar overslaan? Het is best verleidelijk, als ik eerlijk ben, maar tegelijkertijd natuurlijk ook te gemakkelijk. Kunnen de strenge woorden van de Jeremia en Jezus ons toch iets zeggen? Ik waag een poging.

Blijkbaar horen we liever woorden van bemoediging en troost dan deze scherpe taal. Alsof God er vooral is om ons te bevestigen. Nu geloof ik dat er niets mis is met bemoedigen, troosten en bevestigen. Ieder mens heeft periodes in het leven waar je het nodig hebt dat iemand je alleen maar met zachtheid benadert. Maar er is ook die andere kant.

Ik wil graag insteken bij de woorden van Jezus waar hij zegt: ik ben gekomen om een vuur te ontsteken en ik wilde dat het al brandde!

Vuur is in de bijbel een belangrijk begrip. Het heeft namelijk vaak te maken met een verschijning van de Eeuwige. Denk maar aan de vuurkolom die het volk bij nacht voorging uit Egypte, aan het brandende braambos van Mozes en aan de vurige tongen met Pinksteren. Vuur heeft altijd iets dubbels, je kunt je eraan verwarmen, maar tegelijkertijd ook afschuwelijk branden. Vuur kan je vernietigen, maar ook louteren. Vuur heeft met enthousiasme te maken, maar het kan je ook verteren. Blijkbaar past die dubbelheid goed bij hoe mensen de ontmoeting met God beschrijven. Enerzijds is er de warme nabijheid, tegelijkertijd is er ook iets van ontzag en afstand. Blijkbaar wordt de Eeuwige zo het best getekend, als de nabije, degene die omziet naar zijn volk, die liefde en troost is, maar ook als een geheim, een mysterie, als groter dan jijzelf, als wie de tijden overziet. De bijbelschrijvers hebben altijd die dubbelheid willen duiden.

Prachtig klonk dat ook in de psalm 82 die we zongen. U moet het thuis echt nog even nalezen. Je ziet het voor je. Een lange tafel waar alle goden verzameld zitten. Ze bieden tegen elkaar op: heb je gezien wat ik kan! Heb je gezien hoeveel macht ik heb? Je verwacht dat de God van Israel er nog een schepje boven op doet. Als zij machtig zijn, ben ik almachtig! 

Maar de Eeuwige neemt het woord en vraagt: waar waren jullie voor de wees, de weduwe en de vreemdeling? Wat hebben jullie gedaan voor mensen die hulp nodig hadden? Echte macht herken je aan de zorg voor wie kwetsbaar is. Ware goddelijkheid laat zich kennen in kwetsbare nabijheid. Een echte God is er één die omziet naar zijn mensen, die nabij is, die bereid is van zijn goddelijke troon af te dalen om een eenvoudig mensenleven te delen. 

Ik zie de goden eerst nog schamper lachen en hun heldendaden vertellen, maar daarna wordt het stil aan tafel en zitten ze met het schaamrood op de kaken. Wie is hier nu eigenlijk God?

Blijkbaar laat de Eeuwige zich niet vangen in een enkel beeld. Vandaar ook de strenge regel in de 10 woorden om hem niet af te beelden. Niet omdat hij een hekel zou hebben aan kunst (dat kan ik me namelijk niet voorstellen) maar omdat God niet kan worden vastgepind op één beeld. Hij, zij, het, is veel vrijer dan dat. Is niet vast te leggen of te claimen, is niet voor je eigen karretje te spannen. God is ook altijd een mysterie, een geheim, wat in geen mensenhart is opgekomen, zegt Paulus. [1]

De teksten van vandaag dagen ons uit ons niet te beperken tot een geliefd beeld van God. Natuurlijk is liefde en troost een belangrijke beschrijving van God, maar dat betekent niet dat geloof alleen troost is. Dat je altijd over je bol wordt geaaid. Dan zou je voortdurend in de afhankelijke rol blijven. Jezus en Jeremia dagen ons hier juist uit om zelf te gaan staan voor onze zaak. Er wordt ons een kritische spiegel voorgehouden. Durf jij op de weg van de Messias te gaan? Te volgen in zijn spoor? Realiseer je je dat het betekent dat je misschien moet breken met allerlei oude verbanden? Durf je het aan bestaande beelden af te breken en open te staan voor nieuwe beelden? En hoe doe je dat?

Ik probeer wat lijntjes te trekken. Blijkbaar vraagt het volgeling van Jezus zijn de moed om je eigen spoor te trekken. Om in het uiterste geval andere wegen te gaan dan de generaties voor je. Om eigenzinnig een andere weg in te slaan. Durf je te breken met alle bestaande regels en gewoonten? In hoeveel culturen toen en nu is het niet de gewoonte dat de dochter in het gezin hetzelfde geloof aanhangt als de vader? Dat je als nieuwe generatie volgt in de voetstappen van je voorouders? Het was niet vanzelfsprekend in die eerste tijd van het christendom dat huisgenoten eigen keuzes maakten. Het was gewoonte dat het hele huishouden de belangrijkste in het gezin, de heer des huizes, volgde. Maar wat als je dat niet langer kan of wil? Als je geraakt bent door Jezus woorden en een andere weg in wil slaan? Durf je dan je eigen keuzes te maken en die keuzes dan ook te verantwoorden?

Nog een lijntje. Jezus spreekt over de doop die hij moet ondergaan. Zijn weg zal geen succesverhaal blijken. Zijn kracht ligt in kwetsbaarheid, in bereidheid weerloos te zijn en te blijven. Die kwetsbaarheid lijkt haaks te staan op onze gedachten over de maakbaarheid van ons leven. Durf je te kiezen voor kwetsbaarheid in onze maatschappij van voor jezelf opkomen en je eigen succes garanderen? Gemeente, veel overkomt ons gewoon in het leven, soms ten goede, soms ten kwade. En welke weg gaan wij daarin? En waar is God in dit alles?

 

Toen Henk Wassink mij vrijdag wat info mailde over het aandachtsbeeld dat ik had gekozen, bleek het wonderwel in mijn zoektocht naar het hart van de Bijbeltekst te passen. Het gedicht is van Hein de Bruin, geboren in 1899.

 

God wordt ons op het vast land zo vertrouwd

wij weten hem als in gewoonte aanwezig

Maar zwalkend zijn wij uitziend bezig

Zijn licht te zoeken tot ons laatst behoud[2]

 

Opgegroeid in een streng gereformeerd gezin komt hij met dit geloof en deze opvoeding tijdens zijn studie in de jaren ’20 in een ernstige depressie terecht. God was hem op het vàst land zeer vertrouwd, maar die grond zakte onder zijn voeten weg. Hoe hij ook zocht naar ‘het lich tot zijn laatst behoud’ hij kon er op het laatst niet meer tegenop en maakte op 10 juni 1947 een einde aan zijn leven. Hoe kostbaar is een kwetsbaar mens. En is het niet die mens waar God zo’n ongelofelijke voorkeur voor heeft? Is het niet daarom dat Jeremia en Jezus ons oproepen je niet over te geven aan dromen waarbij alles bij het oude blijft? Ze dagen ons uit te dromen van een koninkrijk, een plaats waar licht en leven is, waar mensen tot bloei komen, waar een toekomst is, juist voor degenen die zo kwetsbaar zijn.

Tenslotte. De teksten van vandaag nodigen ons uit eigenwijs op weg te gaan. Om dapper achter te laten wat ons beschadigt en kleineert. Om te vertrouwen dat God ons draagt, ook als hij onvindbaar is en niet langer op ons vaste land aanwezig lijkt. Om tegelijkertijd te vertrouwen dat licht onze duisternis verlicht, dat een stem onze stilte openbreekt en dat er een begaanbare weg zal zijn, door de zee heen. Waar we ook gaan, waar we ook zijn, nergens van God verlaten. Hij is immers overal, zegt Jeremia, in de hemel en op aarde, en ons leven gaat hem ter harte.

Eigenwijs op pad, op weg naar een toekomst die soms al zichtbaar wordt, daar waar een kwetsbaar mens kostbaar blijkt.

Amen.

 

[1]1 Kor 2,9

[2]Hein de Bruin. Uit het gedicht ‘Vuurtoren’ , Het ingekimde land (1932)